Op St. Lucasdag in 1641 hield Philips Angel voor de Leidse schildersgemeenschap een lofrede op de schilderkunst waarin hij in de taal van de geschoolde (Leidse) schilders uitdrukte wat zij van belang achtten. Met deze rede, gepubliceerd in 1642, in de hand is het mogelijk het werk van een belangrijke schilder als Gerrit Dou in eigentijdse termen en categorieën van waardering te benaderen. Langs deze weg laat Sluijter zien, dat Angel en Dou, de een in woorden en de ander in beelden (door middel van schildertrant en onderwerpkeuze) verwante opvattingen over de schilderkunst tot uiting brachten: opvattingen over de plaats van de schilderkunst ten opzichte van dicht- en beeldhouwkunst, over de hoge (financiële) waarde van goede kunst, over de nabootsing van de natuur en het scheppen van visuele illusie.