Nadat in 1730 de Compagnie van Oostende was opgeheven, bleef haar in 1727 opgerichte factorij Banquibazar in de Gangesdelta nog zo'n 15 jaar bestaan. De gouverneur ervan, François de Schonamille, nam deel in de particuliere 'country'-trade of intra-Aziatische handel en verzorgde op commissie ladingen voor Zweedse, Deense en Portugese schepen. Zijn levensverhaal, boeiend verteld door Jan Parmentier, vormt de rode draad van dit boek. Het biedt een onthullende blik achter de schermen van de officiële compagnie-activiteiten en laat zien hoe de handel van de Europese compagnieën werd uitgehold door het eigen personeel, in samenwerking met enkele vrijbuiters zoals De Schonamille.
'Parmentier heeft met De holle compagnie voortreffelijk werk geleverd [...].' H.A. Poeze in: Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde 148/II (1992)
'De holle compagnie werd geen vulgarizatie, maar de leesbaar gehouden neerslag van baanbrekend historisch onderzoek. Parmentier schuwt het noodzakelijke cijfermateriaal niet, maar de overvloedige getallenreeksen die veel economische studies onleesbaar maken, ontbreken. De auteur staaft zijn beweringen met voetnoten en de specialist vindt achteraan een bronnen opgave en bibliografie. De persoonlijkheid van De Schonamille fungeert als rode draad door een verhaal dat door zijn avontuurlijke karakter en ook dankzij de heldere stijl de leek weet te boeien. De illustraties zijn met zorg gekozen.' J. Lampo in: De Standaard 10-07-1993.