De Republiek kende vijf admiraliteitscolleges. Deze instellingen hadden twee zeer uiteenlopende taken: de zorg voor de oorlogsvloot en de inning en het beheer van de belastingen. Een van deze colleges, de admiraliteit van de Maze, was in Rotterdam gevestigd. Dit boek schetst de taken en werkzaamheden van dit college in de jaren 1630-1640, de slotfase van de Tachtigjarige Oorlog.
Twaalf Raden, onder wie enige tijd de gewiekste koopman, reder en burgemeester Joost van Coulster, vormden het bestuur van de admiraliteit. Zij werden dagelijks geconfronteerd met een groot aantal, vaak kleurrijke zaken. Dat varieerde van het bouwen, bemannen en bevoorraden van de oorlogsschepen tot het heffen van in- en uitvoerrechten. In de vergaderkamer verschenen bekende vlagofficieren als Piet Heyn, Philips van Dorp, Witte de With en Maerten Harpertsz Tromp, maar ook leveranciers van allerhande materialen, gewone zeelieden of hun echtgenotes. Scheepstimmermansbaas Jan Salomonsz van den Tempel kwam praten over de bouw van het gloednieuwe oorlogsschip de Aemilia. Problemen op belastingkantoren, onbetaalde rekeningen en niet uitbetaalde gages vormden regelmatig het gespreksonderwerp. Samen geven deze verhalen een inkijkje in het reilen en zeilen van een admiraliteit in oorlogstijd.
'[…] Dit boek schetst de taken en werkzaamheden van dit college in 1630-1640, de slotfase van de Tachtigjarige Oorlog. Bruijn behandelt alle relevante aspecten. zoals de Twaalf Raden, geld. schepen, vlagofficieren en zeelieden. […] De publicatie geeft een goed inzicht in de historie en organisatie van de Rotterdamse admiraliteit in een roerige periode. Zodoende wordt een belangrijk min of meer vergeten onderdeel van de Nederlandse maritieme geschiedenis nader belicht.' - Cees Zevenbergen in G-Geschiedenis juni 2022, p. 63
'[...] Een helder overzicht van het functioneren van een Admiraliteitscollege aan de vooravond van de Eerste Engelse Oorlog en de vele veranderingen van de oorlogvoering ter zee'- Victor Enthoven in Tijdschrift voor Zeegeschiedenis 2022-2, p. 93
‘[...] Bruijns heldere betoog leest plezierig. De passages waarin problemen ter sprake worden gebracht, hebben een hoog anekdotisch gehalte. Soms geeft Bruijn onderkoeld commentaar, zoals in de inleiding bij twee citaten over de slechte financiële toestand in 1627 in vergelijking tot 1641. Hij stelt dan droogjes dat er in deze jaren niets was veranderd. […] Het is een grote verdienste van Bruijn dat hij na zijn emeritaat in 2003 niet stil is gaan zitten en onderzoek is blijven doen naar tal van maritiem-historische onderwerpen. Bruijn is van zeer vele markten thuis met publicaties over de marine, handel, walvisvaart, maar ook de grote zeevaarders als ook de gewone zeelieden.' - Frank de Hoog in Tijdschrift Holland mei 2022