Hoewel uit de zestiende eeuw enkele familieportretten bekend zijn, ontwikkelde het familiale groepsportret zich in Noord-Nederland pas in de eerste decennia van de zeventiende eeuw tot een zelfstandig genre met een eigen beeldtaal en traditie. Families in beeld beschrijft dit proces. In het eerste hoofdstuk worden externe factoren voor de productie van familiale groepsportretten onderzocht, zoals de sociaal-maatschappelijke omstandigheden van de opdrachtgevers en de rol van de kunstenaars. In het tweede hoofdstuk staat de intrinsieke waarde van het gezinsportret centraal. Frauke Laarmann laat zien hoe de functies van het familieportret - gebruiksvoorwerp en kunstobject - de beeldvorm mede hebben bepaald. Het laatste hoofdstuk biedt een beknopt overzicht van de uiteenlopende beeldvormen, de geschiedenis van hun ontstaan en de manieren waarop kunstenaars te werk gingen. De kunstenaars worstelden met het probleem, dat er in die eerste bloeiperiode nog geen vaste beeldvorm voor het familieportret bestond. Vanuit hun eigen kennis en specialisme moesten zij iets ontwikkelen dat op instemming van het publiek kon rekenen en verkoopbaar was. Deze zoektocht naar een passende beeldvorm via zijsporen en omwegen is kenmerkend voor de bijzonder boeiende fase van het ontstaan van dit genre.