De antirevolutionaire politiek in het Interbellum (de jaren 1918-1940) wordt in de historiografie vaak getypeerd als een politiek van consolidatie. De politieke doelstellingen van de Anti-Revolutionaire Partij zouden vóór 1918 uitsluitend gericht zijn geweest op de emancipatie van de 'kleine luyden'. Toen deze emancipatie na 1918 min of meer was voltooid, ontbrak het de partij, geleid door Colijn, aan elan. Er zou sprake zijn geweest van verstarring, zelfgenoegzaamheid en de neiging om de eigen machtspositie binnen het verzuilde Nederland veilig te stellen. J.P. Stoop toont aan, dat dit gangbare beeld nuancering behoeft. Na de dood van Abraham Kuyper in 1920 was de belangrijkste doelstelling van de antirevolutionairen het gestalte geven aan de christelijke politiek op grond van de door Kuyper geformuleerde beginselen. Dit streven gaf binnen de ARP aanleiding tot uitvoerige discussies over onder andere de ordening van het bedrijfsleven, de crisis waarin het parlementaire stelsel verkeerde, de handhaving van 'de christelijke grondslagen van de samenleving' en het 'militaire vraagstuk'. Stoops analyse van deze discussies leidt tot een ander beeld van de geschiedenis van de ARP onder Colijn.
'Stoop geeft, in de beste traditie van de goede geschiedenisleraar, in zijn boek eerst een kort politiek overzicht van het interbellum op basis van de achtereenvolgende verkiezingsuitslagen van de ARP, om vervolgens de hele periode thematisch te bespreken. Na het sociale vraagstuk komen achtereenvolgens het functioneren van de democratie (kiesrecht), de ethische vraagstukken (vaccinatie, crematie, echtscheiding) en het defensiebeleid aan de orde. Over al deze punten werd binnen de ARP zeer uiteenlopend gedacht en het is verhelderend om de argumentatie in die debatten te kunnen herlezen.' Herman Amelink in: NRC Handelsblad, 28-09-2001
'De gedegen dissertatie van Stoop laat zien hoe actueel politieke thema's uit de vorige eeuw ook in onze tijd nog zijn. Veel meer dan voorheen is de christelijke politiek naar de rand van het politieke toneel geschoven, maar de vraag hoe christelijke uitgangspunten vertaald kunnen worden in concret politiek blijft brandend actueel.' H. Algra in: Opbouw, 46 (2002) 2, p. 33-36
'Stoop's dissertation perfectly fits in a series of publications in recent years on aspects of the history of the anti-revolutionary movement in the Netherlands. Its reassessment of the role the ARP played in the inter-war period coincides with an overall revaluation and new appreciation for a fast disappearing religious and political culture that had its roots in the Dutch Reformation. The dissertation is a good read and shows Stoop's long year experience as a history teacher.' Herman Amelink in: Dutch Review of Church History 82 (2002) 1, P. 234-236
Verder gesignaleerd in: Jaarboek Documentatie Centrum Nederlandse Politieke Partijen 2001, p. 227-236; Jaarboek Parlementaire Geschiedenis 2002, p. 161-173; Ons Erfdeel 45 (2002) 4, p. 628-630; BMGN (2003) 1, p. 135-138; Staatscourant, 28-09-2001; Historisch Nieuwsblad, 09-02-2002; DenkWijzer (dec. 2001), p. 37; Trouw, 27-10-2001; Nederlands Dagblad / Het Katern, 12-10-2001; de Volkskrant / Cicero, 12-10-2001; De Waarheidsvriend, 27-09-2001; Reformatorisch Dagblad, 19-09-2001; Cd-rom Leesidee 2000-2005.