'De [op de "Leevensloop" van Adriaan van der Willigen geplakte] betiteling "Dagboek" is maar ten dele terecht. Dat was al eerder opgemerkt, maar de bewerkers nu maken in hun inleiding nog eens duidelijk dat het een veel ruimere sortering van allerlei soorten autobiografische "aantekeningen" betreft. Vooral de eerste delen zijn niet contemporain maar retrospectief van aard, hoewel waarschijnlijk dan toch weer gebaseerd op contemporaine kladnotities en andere egodocumenten. [...] De ontstaansgeschiedenis en het doel van de aantekeningen komen uitvoerig aan de orde in de inleiding van de hier besproken uitgave. [...] Lia van der Heijden en Jan Sanders hebben een bijzonder goed werk verricht. We moeten ze dankbaar zijn voor het feit dat ze de uitgave van dit "document humain" van een hoogst interessante figuur op de overgang van het ancien régime naar de negentiende eeuw zo zorgvuldig hebben bezorgd. [...] Er is één ding wat teleurstellend. De bewerkers hebben de uitgave alleen voorzien van tekstkritische noten. Achterin is weliswaar naast een lijst van door Van der Willigen besproken theaterstukken, een verklarende woordenlijst, een index van geografische namen en een index van persoonsnamen opgenomen, maar daar worden achter de namen alleen maar de jaartallen van geboorte en sterven en een korte aanduiding van beroep of kwaliteit toegevoegd. [...] Zo biedt deze uitgave voor de geïnteresseerde lezer nog best wat zoekplezier. En natuurlijk, als de bewerkers dit allemaal zelf al hadden gedaan, dan hadden er op elke pagina heel wat verklarende noten gestaan, was het boek eens zo dik geworden en hadden we er veel te lang op moeten wachten.' Gerard Steijns in: Tilburg 28 (2010) 3, p. 98-101
'Hoge literatuur vormt dit alles niet, maar Adriaan is een goed verteller met een open blik op de wereld. We lezen dus niet alleen over hemzelf, maar vooral ook over wat hij om zich heen zag en wat hij meemaakte. [...] Hij vervulde deze functie [van drossaard, min of meer de eerste verkozen burgemeester] tot aan het eind van 1801, niet omdat hij het zo graag deed - hij hield niet erg van politiek -, maar wel met volle inzet en tot grote tevredenheid van de Tilburgers. [...] Ook de "niet-Brabantse" delen blijken uiterst leesbaar en onderhoudend. Van der Willigen was een ontwikkeld man met een grote liefde voor literatuur en theater. En voor vrouwen, want al bleef hij zijn leven lang vrijgezel, hij vermeldt tal van vrijages, affaires en avontuurtjes.' Lauran Toorians in: Brabant Cultureel 59 (2010) 8, p. 28-29
'In de reeks Egodocumenten van uitgeverij Verloren, die gelukkig weer wordt voortgezet, verscheen het uitvoerige dagboek van de kunstminnaar Adriaan van der Willigen.[...] Door deze autobiografie [...] krijgen wij een idee over wat deze bijzondere en ook leuke vrijgezelle man bewoog.' A.G. van der Steur in: Geschiedenis Magazine 46 (2011) 3, p. 60
'Met ruim 730 pagina's is "De levensloop van Adriaan van der Willigen" ongetwijfeld een van de dikste autobiografische uitgaven uit de periode rond 1800. Hoewel volumineus, is deze levensbeschrijving allerminst saai. Daar staan de kleurrijke figuur van de hoofdpersoon en de overzichtelijke bewerking van de tekst wel garant voor. [...] Zijn levensloop bestaat uit vijf dagboeken, waarin ook de vaak uitvoerige reisbeschrijvingen zijn opgenomen. Zo bestrijkt deel drie met 250 pagina's zijn verblijf in Parijs, waar hij genoot van de vele theatervoorstellingen en de daar aanwezige kunstenaarswereld. Zijn beschrijving van de toneelstukken en de acteurs is een ware Fundgrube voor de theaterhistoricus.' Maarten van Boven in: Archievenblad 115 (2011) 2, p. 28-29
'Deze autobiografie vormt een boeiend relaas van het leven in West- en Zuid-Europa rond 1800, in de ondertitel terecht aangeduid als een tijdperk van overgang. [...] Kennis van de franse taal is voor het begrip van diverse citaten wel zo prettig.' A. Alderliesten in: Protestants Nederland 77 (2011) 6/7, p. 163
'Laat ik het maar meteen zeggen: lezenswaard, mits je het geconsumeerde cerebraal enigszins houvast weet te geven door lichte kennis van binnen- en buitenlandse politieke ontwikkelingen en de sociale verhoudingen van circa 1785 tot ongeveer 1805. De periode daarna [...] bevat steeds meer berichten over familie en bekenden, kwalen en faits divers [...] en is daarmee toegankelijker, minder aanvullende context eisend. Zowel zijn binnenlandse reisverhalen als die over Duitsland, België, Frankrijk c.q. Parijs, en Italië zullen iemand die net zo geniet van het lezen van een kookboek als van het eten zelf veel plezier kunnen geven. [...] hij stond met twee benen in de maatschappij, ging met velen in gesprek en had vaak een open oor en oog. Daarom laat zijn mening zich nu vaak peilen als die van "de publieke opinie". Dat geeft dit materiaal duidelijk maarwaarde tegenover andere egodocumenten die niet boven (overigens niet negatief bedoeld) particuliere waarnemingen en de eigen horizon uitstijgen.' Pim van Oostrum in: Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman 34 (2011) 1, p. 68-72
‘Veel tekstdelen zijn nog alleszins leesbaar, zoals het Parijse journaal over de jaren 1802-1805. […] De tekstbezorgers hebben de tekst voorzien van een doeltreffende annotatie, die echter aan de sobere kant is. […] Hinderlijk is dat de inleiding enkele concrete historische misslagen bevat. […] Dat neemt allemaal niet weg dat met deze publicatie een rijk pakket autobiografische notities toegankelijk is gemaakt, een belangrijke aanwinst in een hier te lande mager bedeeld genre.’ Wilfried Uitterhoeve in: Tijdschrift voor Geschiedenis 125 (2012) 1, p. 131-132
‘De periode 1780-1848 overziende, mag gezegd worden dat het voor Nederland (én België) een cruciale periode is geweest waarin de hartstochten vaak hoog opliepen en waarin beide landen totaal van aanzien veranderden. Het is dan ook uiterst plezierig als er juist voor deze roerige en beslissende tijdspanne egodocumenten van erudiete, ingewijde tijdgenoten beschikbaar zijn die van binnenuit deze ontwikkelingen in de maatschappij kunnen illustreren en invoelbaar kunnen maken voor ons, 21e-eeuwers. Zo’n erudiete tijdgenoot was Adriaan van de Willigen.’ Henk Roosenboom in: Inbrabant2 (2011) 1, p. 58-61
‘Dat brengt ons bij de mens Van der Willigen. We zien hem op verschillende portretten als een soms guitige, en in ieder geval gemoedelijke man. Uit eigen schrijfsel komt hij naar voren als een graag geziene gast en dat is geen ijdele praat. Hij heeft een zodanige schrijfstijl, dat hij ook in deze geloofwaardig is en gelukkig is niet hijzelf zozeer onderwerp, maar vooral wat in zijn omgeving voorvalt, en hoe hem die zaken bevallen. Dat maakt de omvangrijke ‘Aanteekeningen’ een belangrijk tijdsdocument.’ Martha Catania-Peters op: www.historischhuis.nl/recensies, 02-02-2011.
Interview met de editeurs in het VPRO-radioprogramma o.v.t., 24/20/2010
gesignaleerd in: Historisch Nieuwsblad 19 (2010) 9, p. 82; Genealogie 17 (2011) 1, p. 33 en Kleio 51 (2010) 8, p. 50.