In 1815 trouwde de oudste dochter van ex-zeekapitein Cornelius de Jong van Rodenburgh, Jeannette, met de Zuid-Afrikaanse jurist Johannes Andreas Truter en vertrok met hem naar zijn vaderland. Tot aan het moment van haar onverwachte terugkeer, dertien jaar later, zouden vader en dochter in honderden brieven corresponderen over het wel en wee van henzelf, hun gezinsleden en vrienden, en over een veelvoud van andere thema’s. De Jongs 'Kaapse brieven' aan zijn dochter en schoonzoon geven een prachtig, soms ontroerend en niet zelden ook humoristisch beeld van de lotgevallen en sociale beslommeringen van een bemiddeld residentieburger in de vroege negentiende eeuw. Tegelijk spreekt uit de brieven van de globetrotter De Jong een brede algemene ontwikkeling en nieuwsgierigheid voor de maatschappelijke en politieke ontwikkelingen. Daarbij toont De Jong zich steeds een uiterst liefdevol en bezorgd huisvader voor zijn kinderen, in het bijzonder voor zijn oogappel Jeannette.
‘De Jongs brieven beschrijven tal van onderwerpen en situaties, en zijn ontmoeting met de studenten en andere Kapenaren is slechts één daarvan, zij het een interessante.’ Gerrit Schutte in: Maandblad Zuid-Afrika 90 (2013) 1, p. 12-13
‘De brieven geven een goed voorbeeld van het sociale leven in het eerste kwart van de negentiende eeuw. Thema’s die worden aangeroerd zijn onder meer het Haagse hofleven, de jeneverconsumptie van de Hagenaars, de kolonisatie van de kaap en de opkomst van de stoomboot.’ in: Genealogie 19 (2013), p. 39
'Cornelius de Jong van Rodenburgh (1762-1838) schreef een machtige stroom brieven, die nu gebundeld zijn. De zeebonk in ruste hoorde bij de elite van notabelen en hofgangers, maar stond, Hollands-nuchter, opzij van geroddel en gevlei. […] Via de uitbundige schrijfhand van Cornelius krijg je een portret van hemzelf, zijn tijd en de omgangsvormen. ‘[…] Wij hebben ook partijen, ook feesten en feestmaaltijden maar meest altoos statig, plegtig, stijf. Niemand durft tegen zijn eigen, of tegen eens anders rang te zondigen. De adel, altoos hoog en nu onder een Koning hooger als ooit, wil, ofschoon zij noch door fortuin, noch door kundigheden bijzonder uitblinkt, over het algemeen de toon geven. De strikste etiquette wordt in het oog gehouden, terwijl er om de arme vriendschap, die eigenlijk over al behoorde voor te zitten, nimmer gedacht wordt. Men maakt hier honderd kennissen en geen eenen vriend.’ […] Hij overleed vlak voor de doorbraak van de fotografie, maar dit zelfgeschreven portret is helderder dan welke foto ook. Na twee eeuwen heeft de brede golfslag van zijn brieven naar de Kaap niets aan charme verloren.’ Hilbrand Rozema in: Nederlands Dagblad/Gulliver 29-06-2012, p. 4-5
‘Zijn brieven geven een prachtig, soms ontroerend en niet zelden ook humoristisch beeld van de sociale leven van een bemiddelde Hagenaar uit de vroege negentiende eeuw.’ In: Maandblad Zuid-Afrika 89 (2012) 11/12, p. 207
‘Ongelukkig vir die Suid-Afrikaanse leser, bestaan die Kaapse materiaal in hierdie briewe hoofsaaklik uit insidentele opmerkings en reaksies aan De Jong se kant, terwyl aanhalings uit die briewe van die egpaar Truter tot enkele voetnote beperk is. […] Die lywige sagteband is netjies uitgegee, die briewe in hul oorspronklike spelling, maar met die gebruik van hoofletters en interpunksie aangepas, voorsien van ’n uitgebreide inleiding wat agtergrondinligting verskaf, en ’n aantal portrette en tekeninge uit familiebesit verdien veral vermelding.’ Karel Schoeman in: Historia 57 (2012) 2, p. 458-459
‘Zo reist men in Weest wel met alle menschen naar een andere tijd en ontmoet men een nogal sympathieke, gezond nieuwsgierige man met een warm hart voor familie en vrienden en een goede pen. Een fijn en leerzaam uitstapje. **** [vier sterren]’ Atte Jongstra in: NRC Handelsblad/Boeken 28-12-2012, p. 8
Verder gesignaleerd in: NBD Biblion 01-08-2012; Historisch Nieuwsblad 21 (2012) 9, p. 82-83; Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman 36 (2013) 1, p. 93.