Jacob Eduard de Witte (1763-1853) was een landverrader. Dat werd hij, doordat hij in 1782 als jong vaandrig in de val werd gelokt en militaire gegevens over de versterkingen van het eiland Schouwen prijsgaf. Aanvankelijk zag het ernaar uit, dat De Witte de doodstraf zou krijgen, maar twintig maanden na zijn aanhouding werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf. Bijna acht jaar zat hij vast in de Gevangenpoort in Den Haag. Uit tijdverdrijf ging hij schrijven en zo danken wij aan dit geval van landverraad een oeuvre dat meer dan 50 titels omvat en dat zeer divers is: romans, toneelstukken, gedichten en pamfletten, toneelbewerkingen etc. In 1825 schreef hij De Witte Fragmenten uit de roman van mijn leeven. Titel en plot - een jonge man uit een goede familie begaat een misstap die zijn leven verwoest - suggereren, dat het hier om fictie gaat. De Witte beschrijft echter, met veel gevoel voor dramatiek, zijn eigen leven tot het moment dat hij de Gevangenpoort verlaat (1790) en zijn verbanning ingaat. De overvloed aan details maakt de tekst levendig en interessant, omdat we er een indruk aan kunnen ontlenen betreffende het achttiende-eeuwse dagelijkse leven. De rechtszaak, die uiteraard een belangrijk element vormt in het boek, is ook in historisch opzicht van belang: de zaak tegen De Witte leidde tot een ommekeer in de militaire rechtspraak, tot afschaffing van het hoogste militaire rechtscollege, na botsingen waarbij de Stadhouder tegenover het belangrijkste gewest (Holland) stond.