Frederik Anthony Hartsen (1838-1877) studeerde filosofie en medicijnen en was bovendien actief als botanicus. In verband met zijn ziekte, tbc, woonde hij vanaf 1863 in Cannes, waar hij tegen de zin van zijn ouders trouwde met een Engelse, rooms-katholieke onderwijzeres. In de jaren daarna publiceerde hij tientallen brochures over de meest uiteenlopende onderwerpen: van onderwijs tot logica, van onanie tot theologie, van psychologie tot darwinisme, van pedagogiek tot stijlleer en plantenstudie. Multatuli, die hem had leren kennen via hun beider vriendin Marie Anderson, bij wie Hartsen in 1870 een zoon verwekte, beschouwde Hartsen als 'dwaas, zot of gek'. Gekke kanten had hij zeker, maar gek? Hij zat zichzelf in de weg door zijn manier van optreden. Hij was zeer veranderlijk, overhaastte zich, was publiceerziek en stond op gespannen voet met de heersende fatsoenscodes. De wijze waarop hij oprechtheid en openheid propageerde en in praktijk bracht, roept onweerstaanbaar de associatie op met Don Quichot. F.A. Hartsen was een van de meest kleurrijke publicisten van zijn tijd. Zijn openhartige autobiografie Nederlandsche toestanden (Gorinchem 1870), uitgegeven en ingeleid door Nop Maas, is tegelijk een zelfrechtvaardiging en een pedagogisch geschrift. Bovenal laat zij echter zien hoe de enthousiaste en onbevangen natuuronderzoeker die Hartsen vanaf zijn vroege jeugd was, steeds meer in botsing kwam met de onnatuur die de samenleving nu eenmaal reglementeert.
'Hartsens autobiografie is nog steeds goed leesbaar en het commentaar van Nop Maas geeft hem de plaats die hem toekomt.' In: Het Nederlandse Boek 139/4 (sept. 1996)
'Nederlandsche toestanden is aangename lectuur. Hartsens levensverhaal is mooi, bij tijd en wijle hartverscheurend en past in die typische poëtische traditie van zelfontboezeming.' Hans Moors in: Belgisch Tijdschrift voor Filologie en Geschiedenis,t. 77/2, 1999.