Al eeuwenlang krijgen humor en lachen de aandacht van filosofen, theologen, psychologen, sociologen, taalkundigen en andere wetenschappers. Het onderzoek naar humor speelde zich echter af in de marge van de wetenschap en onderzoekers voerden steevast tal van argumenten aan om hun belangstelling voor zo'n triviaal thema te verdedigen: lachen is een eigenschap die de mens van het dier onderscheidt, er bestaan in alle talen veel woorden om iets grappig aan te duiden, lachten is gezond etc. Nu wetenschappers zich (al dan niet vrijwillig) richten op interdisciplinair onderzoek is humor ontdekt als een aantrekkelijk onderzoeksterrein. In deze bundel wordt een aanzet gegeven voor een onderzoek naar humor vanuit de geschiedenis en de kunstgeschiedenis. Omdat de wetenschappelijke bestudering van humor veel weg heeft van vivisectie - een grap ontleden is even dodelijk - wordt in deze bundel tevens werk-met-een-vleug(je)-humor gepresenteerd van vijf kunstenaars.
Bevat: Berend Jan Langenberg, Cabaret, hoe werkt dat?; Paul Schulten, Humor in de Grieks-Romeinse wereld; Rudolf Dekker, De verdwenen humor van de Gouden Eeuw; Johan Verberckmoes, Lacht elke eeuw anders?; Bram van Waardenberg, Humor en de kunst; Portretten van Gilius van Bergeyk, Hans Citroen, Bernadette Neelissen, Bram van Waardenberg, Henri van Zanten.