Ondernemers zijn de creatieve motoren achter de economische groei. Zij geven de economie nieuwe impulsen door het opzetten van innovatieve ondernemingen. Zowel in Engeland als buiten Europa stonden ondernemers en fabrikanten aan de bakermat van het industrialisatieproces. De theorievorming over industrialisatie is daarom veelal gebaseerd op het industrialisatieproces in West-Europa. Dit boek biedt echter een niet-westers historisch perspectief en poogt van hieruit westerse en niet-westerse historiografische tradities met betrekking tot ondernemerschap en industrialisatie met elkaar te verbinden. De Indiase katoenindustrie in de periode 1850 tot 1930 staat in deze studie centraal. Terwijl economen meestal zoeken naar macro-economische verklaringen voor het succes van fabrieken en industriële groei en historici en sociologen zich vooral richten op de achtergronden van ondernemers an sich, wordt in dit boek een poging gedaan beide tradities met elkaar te verbinden. Het succes of falen van de verschillende katoenfabrieken wordt hier dus direct gerelateerd aan de achtergrond van de ondernemers.
Op basis van briefwisselingen, bedrijfsarchieven, overheidspublicaties, kranten en tijdschriften heeft Oonk antwoorden geformuleerd op de volgende vragen. Wie waren de hoofdrolspelers in het industrialisatieproces in India? Wat was de religieuze en beroepsachtergrond van deze mensen voordat ze begonnen met het opzetten van katoenfabrieken? Hoe financierden en organiseerden zij hun fabrieken? Welke mensen waren succesvol en welke mensen faalden, en waarom? Deze empirische studie naar de achtergronden van zo'n 90 ondernemersfamilies nodigt uit om met andere ogen naar een schijnbaar bekend fenomeen - industrialisatie - te kijken.