Als een jonkvrouwe hem vraagt wie hij is, antwoordt Lanceloet: 'Ic saelt u seggen, want ic bem nu/Dongevallichste ridder, seggic u,/Die noit wapene ne droech. Ende dit en es/Mijn begin niet, des sijt gewes./Het heeft geweest, al sonder liegen,/Van dar ic irst lach inder wiegen,/Want ic verloes minen vader dan,/Die wart ridder was ende goet man,/Ende was ontherft van minen lande toe,/.../Dus magic wel seggen al bloet/Dat ic bem dongevalliche Lanceloet.' In deze verzen afkomstig uit de Middelnederlandse Lancelotcompilatie karakteriseert Lanceloet, twijfelend aan zijn waarde als ridder, zichzelf als de ongelukkigste, de rampzaligste van alle ridders. De Lancelotcompilatie is een vertaling in Middelnederlandse verzen van een deel van de Oudfranse trilogie Lancelot-Queste-Mort Artu, een grote prozacyclus over Artur en de ridders van de Ronde Tafel. Het handschrift waarin de Lancelotcompilatie is overgeleverd, is waarschijnlijk omstreeks 1320 in Brabant ontstaan. In deze Arturromans wordt de liefde van Lancelot voor Guinevere, de vrouw van koning Artur, als zondig veroordeeld. Zij is een van de oorzaken van de ondergang van Arturs imperium. In de Arturromans in verzen zoals die van Chrétien de Troyes en zijn navolgers, is deze liefde een positief gegeven: zij inspireert Lancelot juist tot grote daden. De versromans en de prozaromans vormen zowel qua inhoud als qua vorm twee verschillende stromingen binnen het genre van de Arturroman. De Lancelotcompilatie is in feite een combinatie van teksten afkomstig uit beide tradities, sluit wat betreft de sfeer aan bij de prozaromans en wat betreft de vorm bij de versromans. Het is deze intrigerende Arturroman die centraal staat in De onghevalliche Lanceloet. De bundel opent met een heldere inleiding over de studie van de Lancelotcompilatie (Bart Besamusca en W.P. Gerritsen). Hierdoor zijn de artikelen ook voor niet-Arturisten toegankelijk. Roel Zemel levert een verrassende bijdrage aan het onderzoek naar de zogenaamde ingevoegde romans met zijn stuk over Het hert met de witte voet. Elspeth Kennedy onderzoekt de betekenis van de term mescheance (Mnl. onghevallich) in de Lancelot-Queste-Mort Artu. Een aantal personages uit de Lanceloet wordt behandeld door Frank Brandsma. Erwin Mantingh zoekt een antwoord op de vraag of de compilatie geschreven is voor een luisterend of een lezend publiek. De Vlaamse achtergronden worden aan de orde gesteld door J.D. Janssens. De bundel vormt een belangrijke bijdrage aan de voortgaande discussie over de Arturromans, in het bijzonder de Lancelotcompilatie.
Inhoud: BART BESAMUSCA/W.P. GERRITSEN, De studie van de Lancelotcompilatie J.D. JANSSENS, De 'Vlaamse' achtergronden van de Lancelotcompilatie. Wat onzekerheden op een rijtje: Vlaams, Brabants of Hollands? ERWIN MANTINGH, Lanceloet, Perchevael, Moriaen, en de spin Sebastiaan. Luisteren met tussenpozen? ROEL ZEMEL, 'Hoe Walewein Lanceloet bescudde ende enen camp vor hem vacht'. Over Lanceloet en het hert met de witte voet FRANK BRANDSMA, 'Avonturen die te vertelne wardich sijn'. Agravein, Gurreës en Gaheret in de Lanceloet ELSPETH KENNEDY, 'Lancelot li mescheans'. Mischance and individual responsibility in the Lancelot-Grail
'De studie van de verhaaltraditie rond koning Arthur is wat je noemt een "superspecialisme", maar voor wie er belang in stelt, is deze bundel beslist de moeite waard.' M. de Roos in: Spiegel Historiael september 1994.