Toegevoegd aan winkelwagen
De waardij van eene vroege opleiding
Een onderzoek naar de implicaties van het alfabetisme op het leven van inwoners van Eindhoven en omliggende gemeenten, 1800-1920
€35,00
Op voorraad in de webshop
Op werkdagen voor 14.00 besteld, dezelfde dag ter post bezorgd. De levertijd is afhankelijk van de postale diensten.
ISBN |
9065503803 |
Auteur(s) |
O.W.A. Boonstra
|
NUR codes |
680
,
849
|
Jaar van uitgave |
1993 |
Druk |
1 |
Reeks |
AAG-Bijdragen
|
Nummer in reeks |
34 |
Bindwijze |
ing |
Aantal bladzijdes |
484 |
Naar school gaan, zo oordeelde menigeen in de 19e eeuw, was 'alleen maar grootsigheid, waardoor de kinderen bedorven werden, opgroeiden tot niksnutters, deugnieten'. Voor je latere werk leerde je er geen relevante dingen. De inhoud van de godsdienstlessen op de openbare scholen was in strijd met de leerstellingen van de katholieke kerk. Bovendien kostte schoolgaan geld: schoolgeld, boekengeld, kleedgeld, maar ook geld doordat de kinderen niet mee konden werken. Kortom 'leeren was goed voor groote lui'. Ondanks deze bittere en vijandige houding tegenover het onderwijs, vond in de loop van de 19e eeuw een transformatie plaats naar een volledig alfabete samenleving en dat op een moment dat er nog geen leerplichtwetten waren uitgevaardigd. Het einde van het analfabetisme was het gevolg van het samengaan van een hele reeks ideologische, religieuze, culturele, sociale en economische factoren. In De waardij van een vroege opleiding wordt de voornaamste oorzaak echter gezocht in een verandering in het perspectief waarmee mensen de samenleving en hun positie daarbinnen evalueerden. Die verandering in perspectief ontstond gedurende de lange periode waarin de Westeuropese samenleving zich ontwikkelde tot de moderne, industriële maatschappij van de 20e eeuw. In dit proces was sprake van een wisselwerking tussen individuele moderniteit en modernisering van de samenleving. Boonstra veronderstelt dat het onderwijs een sleutelrol speelde in deze ontwikkelingen: mensen die onderwijs gevolgd hebben, zullen eerder modern gedrag vertonen. Om zijn these te bewijzen, heeft hij een databestand van meer dan 20.000 personen geboren tussen 1770 en 1930 en woonachtig in Eindhoven, Gestel, Stratum, Strijp, Tongelre en Woensel onderzocht. Hierin waren gegevens opgenomen over geboortedatum en -plaats, beroep, sexe, godsdienst en alfabetisme. Modern gedrag is gemeten aan de hand van drie vormen: sociale mobiliteit, geografische mobiliteit en demografisch gedrag. Dat alfabetisme inderdaad het gereedschap was om modern te kunnen zijn in een moderniserende samenleving, zoals de uitkomsten van het onderzoek laten zien, is des te opvallender, omdat het onderzoek werd gesitueerd in een regio waar de uitvoering van het onderwijs eind 19e eeuw steeds sterker onder controle kwam te staan van de katholieke kerk. Het bijzondere onderwijs propageerde weliswaar traditionele normen en waarden, maar het effect van het schoolgaan zelf was sterker: lezen en schrijven bood de mogelijkheid nieuwe gedragsalternatieven te overwegen.
Aanbevolen bij dit artikel :