'Ze deden maar wat graag mee in de aanleg van een nieuwe polder, de hoogmogende heren van Holland aan het begin van de zeventiende eeuw. De economie groeide al tientallen jaren onstuimig, en de groei zou er nog lang niet uitgaan - misschien wel nooit. Misplaatst optimisme is, zo blijkt, van alle tijden. [...] Han van Zwet, wonend aan de rand van de Beemster, de eerste van die grote droogmakerijen, deed uitgebreid onderzoek naar de wederwaardigheden van deze investeerders. [...] over het geheel genomen kregen de investeerders wat ze ervan verwacht hadden. Ze hadden nog tientallen jaren plezier van hun avontuur. Dertig jaar later en vele polders verder, waren de tijden veranderd. Maar geen mensen die het zag - of wilde zien. [...] Verblind door winstbejag stroomden de investeerders nog steeds gretig toe, maar zonder uitzondering kwamen zij van een koude kermis thuis. Het economisch tij was voorgoed gekeerd en aan het spectaculaire Noord-Hollandse bedijkingsavontuur kwam een abrupt eind.' Chris Sprangers in: Intermediair/Wetenschap 8-10-2009, p. 37-39
'[...] zonder meer een omvangrijk en mooi vormgegeven werk, met veelvuldige illustraties. De vraagstelling die eraan ten grondslag ligt, is vrij eenvoudig samen te vatten: wat hebben de droogmakerijen gekost, welk rendement leverden de investeringen op, en wie waren de investeerders? De antwoorden worden gezocht en gevonden in een glashelder gestructureerd betoog, gestoffeerd met zeer volledig en kritisch bronnenonderzoek. [...] De hoofdstukken die zelden korter zijn dan 60 bladzijden, verlenen het niet alleen een zekere monumentaliteit, maar ook enigszins de allure van een naslagwerk. Het is een boek dat het historisch onderzoek zonder meer verder zal helpen, en behalve een schat aan informatie ook enkele methodologische vernieuwingen aanlevert. We hebben dus lof voor dit boek. Men zou kunnen zeggen dat de auteur zijn onderwerp evenwel ietwat eenzijdig benaderd heeft. Dat klopt ook: men zoekt tevergeefs naar de implicaties van zijn conclusies voor debatten in andere takken van de geschiedwetenschap, ondanks de vele mogelijkheden daartoe. [...] Het is met andere woorden een bewuste keuze geweest en die valt mijns inziens wel te verantwoorden: de terra incognita is uiterst minutieus in kaart gebracht.' Siger Zeischka in: Studium. Tijdschrift voor Wetenschaps- en Universiteitsgeschiedenis 3 (2010) 2, p. 94
'Han van Zwet heeft een zeer grondige en goed onderbouwde analyse van landaanwinningsprojecten in Hollands Noorderkwartier afgeleverd. Het enige kritiekpuntje dat ik kan bedenken is het ontbreken van een comparatieve invalshoek. Hij beperkt zich helemaal tot zijn eigen onderzoeksgebied. Dat is ergens wel begrijpelijk, omdat er een vergelijkbare diepgaande analyse elders nog nooit is uitgevoerd. Maar toch is het jammer dat beschikbare gegevens over de financiële kant van landaanwinning elders, bijvoorbeeld uit Baars' Geschiedenis van de landbouw in de Beijerlanden, dat wel is geraagdpleegd door Van Zwet, niet zijn gebruikt. Een vergelijking met de technisch meer eenvoudige en goedkopere bedijkingen van Zuidwest-Nederland had de oorzaken van het geringere rendement van de Noord-Hollandse droogmakerijen meer in perspectief kunnen plaatsen. Maar dat neemt niet weg dat Van Zwet voor het Noorderkwartier een standaardwerk heeft geschereven.' Piet van Cruyningen in: Tijdschrift voor Geschiedenis 123 (2010) p. 284-285;
‘Lofwaerdighe dijckagies is een zeer gedegen, behoorlijk leesbare studie geworden, waarin op basis van nieuw materiaal een helder beeld wordt geschetst van investeringen in polderprojecten, het verloop van dergelijke projecten en wie er voor- dan wel nadeel van ondervond. Net als in de studie van Fransen [Dijk onder spanning, red.] bevalt het me dat er door de nadruk op gerealiseerde ingrepen een duidelijk beeld ontstaat van wat er daadwerkelijk gebeurde. Dit rijke empirische materiaal biedt een solide basis om te zoeken naar diepere verklaringen voor de beschreven waterstaatkundige ingrepen.’ Maurits W. Ertsen in: Tijdschrift voor Waterstaatsgeschiedenis20 (2011) 1, p. 88-92
‘Dit boek is uiteraard in de eerste plaats van belang als, zeer waardevolle, bijdrage tot de financieel-economisch geschiedenis van Holland in de vroegmoderne tijd. De auteur belicht daarbij echter ook onderwerpen die voor andere disciplines interessant zijn. De gegevens over investeerders zijn van belang voor beoefenaars van de prosopografie. Vooral hoofdstuk 3 (‘Draaiboek van een bedijking’) bevat veel gegevens betreffende de geschiedenis van de techniek, met name de molenbouw. Bij de selectie van de afbeeldingen kon men terugvallen op de vele fraaie en betrouwbare 17de-eeuwse polderkaarten.’ Philip Bosscher in: Holland 42 (2010) 4, p. 351
Verder gesignaleerd in: Geschiedenis Magazine 45 (2010) 2.