In 1649 overleed een van de laatste en allergrootste vertegenwoordigers van het vroege Nederlandse humanisme: Gerardus Joannes Vossius. Na zijn studie in Leiden was hij rector van de Latijnse School in Dordrecht (1600-1615), regent van de Leidse predikantenopleiding, het Statencollege (1615-1619), (internationaal befaamd) hoogleraar in Leiden (1622-1631) en grondlegger en eerste hoogleraar van het Amsterdamse Athenaeum Illustre, later Universiteit van Amsterdam (1632-1649). Door zijn publicaties over taalkunde, poëtica, retorica, wijsbegeerte, theologie, natuurwetenschappen, mythologie en geschiedenis, door zijn vele leerlingen en studenten en door zijn contacten met de belangrijkste leden van de Republiek der Letteren in heel Europa is Vossius een sleutelfiguur geweest in de culturele en wetenschappelijke wereld van zijn tijd. In 1967 verscheen de eerste moderne biografie van deze grote Nederlandse geleerde, gevolgd door een Engelstalige bewerking daarvan in 1981 en een inventaris van zijn correspondentie in 1993. Ook zijn er de laatste dertig jaar verscheidene detailstudies over Vossius en zijn werk gepubliceerd. In deze nieuwe Nederlandstalige biografie zijn de meest recente onderzoeksresultaten verwerkt en geven korte aantekeningen en enkele appendices alle relevante wetenschappelijke informatie. Het boek is echter niet alleen interessant voor vakgenoten. Vossius-kenner Rademaker richt zich nadrukkelijk op een breder publiek en beschrijft leven en werken van Vossius in een vloeiende verhaalstijl.
'Met groot genoegen heb ik de in 1999 verschenen biografie over de grote geleerde Vossius (1577-1649) gelezen. Al lezende groeide mijn bewondering voor hem, maar ook voor de schrijver van dit boek, C.S.M. Rademaker. [...] En ik merk nu dat ik zelf ook rijker geworden ben door het lezen van dit mooie boek over een groot en aimabel geleerde.' Laura Reedijk-Boersma in: Boekenpost 55 (2001) 9
'Zijn sociale en wetenschappelijke netwerken zijn even duizelingwekkend als zijn eigen veelzijdige productiviteit. Dit alles, alsmede zijn familieleven, door reeksen sterfgevallen geteisterd, en ook het theologische en politieke getwist van zijn dagen wordt door Rademaker zeer volledig en toch snel en beknopt (want wat is nu 270 bladzijden tekst voor een zo vol leven?) beschreven. [...] En dan is het boek ook nog zeer leesbaar. Deze recensent althans heeft het hele boek in een ruk uitgelezen, zonder zich een moment te vervelen. Rademaker is een hel goed stilist; zijn onnadrukkelijke zinnen worden hier en daar door een enkel geestig bloempje verlucht. Kortom, het brede lezerspubliek zou nu maar eens over zijn vooroordeel tegen de stoffigheid van de wetenschappelijke reus Vossius heen moeten stappen.' F. Akkerman in: BMGN 116 (2001) 3
'De nieuwe uitgave is dus geen boek voor een groot publiek, maar dat hoeft ook niet. Rademaker biedt aan studenten in de humaniora, of dat nu neerlandici, historici of classici in opleiding zijn, via Vossius een uitstekende toegang tot de wereld van het late humanisme en de Republica Literaria van de zestiende en zeventiende eeuw, en dat is een groot goed.' Johan Koppenol in: Literatuur 2000/4
'Een saaie, starre man krijgt een afstandelijke biografie. Zoiets zou al snel kunnen leiden tot negatieve kwalificaties. Die zijn allerminst van toepassing op de Vossius-biografie door Rademaker. Zeker, het is geen groots en meeslepend leven in een briljante stijl verhaald. Wel spreekt uit de biografie grote liefde voor het beschrevene en een respect afdwingende belezenheid bij de schrijver. Die heeft Vossius tot zijn levenswerk gemaakt, van zijn ongepubliceerde "Schets van levene en werken van GJV" uit 1960, via zijn doctoraalscriptie het jaar daarop, zijn proefschrift (GJV 1577-1649, 1967) en de Engelse bewerking daarvan (1981) en nu deze biografie. [...] Is Gerardus Joannes Vossius zoveel aandacht waard? Die vraag kan volmondig bevestigend worden beantwoord. Vossius was toen hij uit Leiden werd weggekocht om de eerste rector van het Athenaeum Illustre te worden, een geleerde van grote reputatie wiens Latijnse grammatica bovendien een onschatbare bijdrage had geleverd aan het onderwijs aan de Latijnse School en dat eeuwen zou blijven doen. Hij was "the last of the Renaissance Monsters" die vrijwel alles van enig belang had gelezen en vaak ook in zijn gigantische bibliotheek had bijgezet, en over wie Vondel zijn bekende dichtregel schreeft: "Al wat in boeken steekt, is in dat hoofd gevaren." [...] Zouden biograaf en beschrevene op elkaar lijken? Ik denk het wel, zeker in twee opzichten: een grote belezenheid en een tomeloze werkkracht. En misschien ook in een zekere afstandelijkheid, die niet verhindert, er zelfs toe bijdraagt, dat de lezer van Vossius gaat houden, zoals Zeeman al opmerkte. Een betere biograaf had de hooggeleerde Vos zich niet kunnen wensen.' J. Bloemendaal in: De zeventiende eeuw 16 (2000) 2
'In de verwerking van de grote hoeveelheid in het Latijn geschreven materiaal over Vossius ligt een van de grootste verdiensten van Rademaker als biograaf. Bovendien weet hij ondanks het weinige beschikbare materiaal een beeld van zijn persoonlijkheid te schetsen: rekkelijk in praktische zaken, precies in het theologische dispuut.' Arjen Fortuin in: NRC Handelsblad 03-03-2000.