'Naber, die in 1913 door Wilhelmina tot Eredame van de Huisorde van Oranje was benoemd, had vele gezichten. Grever weet ze tot een geïntegreerd geheel in elkaar te schuiven, zonder de spanning daartussen weg te schrijven. Strijd tegen de stilte bevat daarmee ook een mooi biografisch portret, vooral in het deel dat met behulp van een 'leeswijzer' voor Nabers vele vrouwengeschiedenissen de relatie tussen haar persoonlijke leven en werk op lezenswaardige wijze belicht. (...) Een met het cement van 'God, Nederland en Oranje' opgetrokken geschiedschrijving krijgt vanzelf iets monumentaals. Dat is ook het geval met het oeuvre van Johanna Naber en Grevers ontsluiting daarvan.' - Marianne Braun, 'Een bruggenbouwster van de eerste feministische golf' in De Volkskrant 17 dec. 1994
'Johanna Naber (1859-1941) was een niet-universitair opgeleide, zeer produktieve historica, die vooral biografieën schreef van vrouwen. Tevens was zij een actief feministe. Dit boek, een met cum laude behaalde dissertatie, analyseert Nabers leven en werk als voorbeeld hoe in het begin van de twintigste eeuw vrouwen en vrouwengeschiedenis buiten het officiële historische circuit werden gehouden. Het is een goed geschreven, belangrijke studie met veel theoretische diepgang.' Lotte C. van de Pol, Biblion recensie
'Strijd tegen de stilte is een belangrijke bijdrage aan de Nederlandstalige historiografie [...] en zou verplichte kost moeten worden in de opleiding van geschiedenisstudenten.' Tijdschrift voor Vrouwenstudies 63/3 (1995)
'Maria Grever heeft een mooi boek geschreven, waarbij het biografische aspect uitstekend in evenwicht is met het algemene. Het is meeslepend geschreven, maar tegelijk genuanceerd en kritisch. Dit boek moet niet alleen geïnteresseerden op het terrein van de sekseverhoudingen aanspreken, maar is - vanwege het licht dat het laat schijnen op het ontstaan van de moderne geschiedwetenschap - een must voor iedere historicus. Bovendien is het fraai vorm gegeven.' A. Ribberink in: Kleio (1995) nr. 2
'Anders dan Naber zelf maakt Grever, die blijkens haar bronnenopgave schatten aan archiefmateriaal heeft opgedolven, weinig gebruik van egodocumenten. In het boek wordt rijkelijk geciteerd uit Nabers gepubliceerde werken, maar slechts mondjesmaat verwezen naar persoonlijke brieven. Het levensverhaal blijft op het tweede plan. De historica Johanna Naber komt wèl op de voorgrond. Dat is een daad van historische rechtvaardigheid, want het is Nabers verdienste geweest dat ze vrouwen nieuwe identificatiemogelijkheden verschafte en de weg bereidde voor een professionele geschiedschrijving door en over vrouwen.' Elsbeth Etty in: NRC Handelsblad 15-10-1994
Verder gesignaleerd in: NRC Handelsblad 05-09-2008; De Gelderlander 14-10-1994; Spiegel Historiael, (1995) 9.