Serieus onderzoek kan het niet stellen zonder een flinke dosis verbeeldingskracht. Anderzijds kan de grote literatuur niet gedijen als de schrijver de klassieke traditie niet door en door kent. Aldus de Leidse universiteitsbibliothecaris en classicus Jacob Geel (1789-1862). Hij gaf het voorbeeld in een aantal speelse, spraakmakende opstellen, bijeengebracht in de bundel Onderzoek en phantasie (1838). In een uiterst losse stijl nam hij de eigentijdse literaire en filologische praktijk de maat. Deze door tijdgenoot en latere lezers hooggewaardeerde bundel in pocketformaat werd keer op keer herdrukt, zij het na 1841 nooit meer integraal. In deze facsimile-uitgave naar de laatste door Geel zelf bezorgde druk zijn voor het eerst alle opstellen weer beschikbaar. Na ruim honderdvijftig jaar is toelichting echter noodzakelijk. Vandaar dat de editie gepaard gaat met een uitvoerige inleiding en annotaties per essay, opgenomen in een apart deel.
'Geel stak graag de gek met iets. Dat maakt hem een uitzondering onder de auteurs van zijn generatie en dat geeft zijn stijl ook de leesbaarheid die bij een klassiek auteur hoort. [...] Zo is het hele boek, licht, geestig, polemisch, ironisch. je zou het een "burgerspiegel" kunnen noemen, met voorbeelden hoe te reizen, hoe een goed gesprek te voeren, hoe gevoel en rede te combineren. Steeds komt hij uit bij een subtiel evenwicht, dat in het midden laat waar zijn eigen positie precies is. De editie ervan, door Willem van den Berg met hulp van Piet Gerbrandy, is helemaal in de geest van Geel: gedegen geleerdheid gecombineerd met goe de smaak. In twee deeltjes die de oorspronkelijke uitgave imiteren, een deel tekstfacsimile, een deel commentaar, hebben we nu weer een klassieker teruggekregen, een fraai gem, opgegraven uit eigen tuin.' Willem Otterspeer geeft het boek **** (van vijf) sterren in: De Volkskrant/Boeken 11-02-2012
‘Onderzoek en Phantasie is nu heruitgegeven in twee fraaie delen: in het ene deel staat in facsimile de tekst van de tweede druk, het andere deel is gevuld met inleiding en commentaar van Willem van den Berg en Piet Gerbrandy. Zoveel kritische begeleiding is nodig om te snappen waar het Geel om te doen was. En om oog te krijgen voor wat er bijzonder is aan deze essays. Dat blijkt vooral hun ongedwongen, op spreektaal lijkende stijl te zijn. […] Bij hemzelf hangen stijl en humor nauw samen. Als spreker (en veel van de essays waren in eerste instantie lezingen) stond hij bekend als iemand die de lachers op zijn hand kreeg. Maar lachen om Geels humor of deze zelfs maar opmerken, is nu een stuk minder eenvoudig geworden. Dankzij Van den Berg en Gerbrandy kon er bij mij in elk geval een glimlach af. […] Probeer in hem een 19de-eeuwse Karel van het Reve te zien, en de afstand tussen toen en nu wordt op slag verkleind.’ Arnold Heumakers in: NRC Handelsblad/Boeken 27-01-2012, p. 11
‘Waren Geels opstellen al voor tijdgenoten moeilijk te volgen, voor eenentwintigste-eeuwse lezers zijn de meeste helemaal in nevelen gehuld. De inleidingen en annotaties bij de afzonderlijke opstellen zijn daarom niet alleen interessant en verhelderend, maar ook bittere noodzaak. […] Het aardige is dat de teksten op die manier niet alleen een beeld geven van het literaire leven in de negentiende eeuw, maar tegelijkertijd van de mens Geel. Uit de essays komt naar voren dat de man die met zijn ironische pen streed tegen opgeblazenheid en ijdelheid zelf soms gedreven werd door jaloezie en kleingeestigheid. […] Met deze uitvoerige, mooi verzorgde en haast negentiende-eeuws ogende editie leveren Van den Berg en Gerbrandy een belangrijke bijdrage aan een beter begrip van een van de markantste prozaïsten uit de negentiende eeuw. […] De annotaties geven blijk van grote belezenheid en vindingrijkheid. Enkele slordigheden in de bibliografie […] laten onverlet dat deze uitgave toejuiching verdient. Jacob Geel zou tevreden zijn geweest.’ Rick Honings in: Spiegel der Letteren 54 (2012) 3, p. 378-381.