'Nut en nog eens nut', zo kwalificeerde Johan Huizinga het universitaire onderzoek in de negentiende eeuw. De onderzoekers in die tijd waren echter wel degelijk geïnteresseerd in wat wij 'zuivere wetenschap' noemen. Maar zij zagen geen tegenstelling tussen 'zuiver wetenschappelijk' onderzoek en het dienen van het algemeen maatschappelijk belang. Ook begrippen als 'zuiver' en 'toegepast' wetenschappelijk onderzoek moeten dus in hun historische context worden begrepen. Bert Theunissen demonstreert dit aan de hand van de wetenschapsbeelden van vooraanstaande negentiende-eeuwse natuuronderzoekers als Jan Hendrik van Swinden, Pieter Harting, Gerrit Jan Mulder, F.C. Donders, Hugo de Vries en H.A. Lorentz. In de loop van de negentiende eeuw werden de meeste hoogleraren behalve docent ook gespecialiseerd onderzoeker. Maar het bekende beeld van de universiteit als ivoren toren is niet van toepassing. Men bleef benadrukken dat de universiteit vitale maatschappelijke belangen diende. Deze goed geschreven studie laat zien dat onderzoek van wetenschapsbeelden niet alleen inzicht biedt in de opvattingen over wetenschap en haar relatie met de samenleving, maar ook kan leiden tot herwaardering van het werk van individuele wetenschappers.
'Ter illustratie passeren wetenschappers als Van Swinden, Van der Hoeven, Harting, Mulder, Donders, De Vries, Loerentz en Beijerinck de revue. De gekozen invalshoek draagt bij aan een herwaardering van hun werk. Het boek is opmerkelijk helder geschreven.' Guido de Bruin in: Spiegel historiael 36 (2001) 4/5
'Theunissen, die onder meer in Newtons God en Mendels bastaarden al liet zien over een vaardige pen te beschikken, brengt de problematiek helder en concreet in beeld. Het aardige is, dat hij op veel plaatsen aantoont dat we in onze actuele discussie over wetenschap nog steeds schermen met argumenten die vaak al eeuwenoud zijn. (...) Theunissen verheldert en illustreert niet alleen, hij nuanceert ook voortdurend.' Pieter Lomans in: Eindhovens Dagblad, 26-06-2001
'Wetenschappelijke nieuwsgierigheid en de drang om persoonlijk belangrijke ontdekkingen te doen speelden een minder belangrijke rol dan nu. Vandaar de karakterisering "Nut en nog eens nut". Er was destijds ook geen onderscheid tussen "zuivere" en "toegepaste" wetenschap zoals we dat nu wel hebben. Wetenschap is dus niet tijdloos, maar een cultuurgebonden verschijnsel. Theunissen bepleit in zijn goed leesbaar en helder geschreven boek dat hier in de wetenschapsgeschiedenis meer rekening gehouden zou moeten worden.' In: U-blad, 01-02-2001
'Het is duidelijk dat dit boek een uiterst belangrijke bijdrage is tot het schetsen van enkele gemeenschappelijke generaties min of meer vergeten geleerden. Theunissen concentreert zich overigens op een zeer interessante, want vrijwel altijd "vergeten" periode: de negentiende eeuw was tot de spectaculaire opkomst van de Tweede Gouden Eeuw in het laatste kwart, een erg stille wetenschappelijke eeuw. Met dit boek opent Theunissen belangrijke nieuwe wegen in het onderzoek naar de voorwaarden die de Tweede Gouden Eeuw hebben mogelijk gemaakt. Zonder twijfel het belangrijkste boek, zowel naar inhoud als naar aanpak, over de Nederlandse Wetenschapsgeschiedenis van de laatste jaren.' Geert VanPaemel in: Scientiarum Historia 28 (2002) 2, p. 112-113
Verder gesignaleerd in: BMGN 117 (2002) 3, p. 417-419; Isis 93 (2002) 1, p. 141-142; Genealogie 8 (2002), p. 54; Illuster 22 (mrt. 2001), p. 23; Scientarium Historia 27 (2001) 2, p. 139-140; De Negentiende Eeuw 25 (2001) 2, p. 123; Cd-rom Leesidee 2000-2005.