Toegevoegd aan winkelwagen
Goederenverwerving en goederenbeheer van de abdij Mariënweerd (1129-1592)
€75,00
Op voorraad in de webshop
Op werkdagen voor 14.00 besteld, dezelfde dag ter post bezorgd. De levertijd is afhankelijk van de postale diensten.
ISBN |
9789065502513 |
Auteur(s) |
B.J.P. van Bavel
|
NUR codes |
684
,
696
|
Jaar van uitgave |
1993 |
Druk |
1 |
Reeks |
Werken Gelre
|
Nummer in reeks |
44 |
Bindwijze |
ing |
Aantal bladzijdes |
629 |
In een bocht van de rivier de Linge, enkele kilometers ten zuiden van Culemborg, werd in 1129 de abdij Mariënweerd gesticht. Deze Norbertijner abdij met haar uitgestrekte gebouwencomplex behoorde tot de voornaamste geestelijke instellingen van de noordelijke Nederlanden. Zij ontleende haar belang niet alleen aan de paterniteit over haar zes dochterstichtingen, aan de patronaatsrechten die zij in de loop der tijden verwierf en aan de maatschappelijke invloed van haar abten, maar vooral aan haar uitgestrekte goederenbezit, dat duizenden morgens landbouwgrond besloeg. Dit abdijdomein staat centraal in de studie van Van Bavel. Aanvankelijk breidde het domein zich uit door schenkingen van de familie Van Cuijk, die de abdij gesticht had, en later ook van leden van het Hollandse gravenhuis. Doordat de Van Cuijks hun machtspositie kort na 1129 verloren, was de abdij gedwongen een zelfstandige positie in te nemen. De rechten op de abdij waren verdeeld over een groot aantal instanties en werden ingeperkt door allerlei ingebouwde zekerheden. Zo kon Mariënweerd tamelijk autonoom functioneren zonder over duidelijke exempties of voorrechten te beschikken. Toen de omvang van de schenkingen afnam, wist Mariënweerd haar domein toch nog uit te breiden door vanaf 1305 een aankoopgolf van buitengewone proporties in gang te zetten. De aankopen werden bekostigd met de hoge opbrengst van de verpachte abdijgoederen. De verworven grond was vrijwel altijd al in cultuur gebracht. Het beeld dat Norbertijnen zich bezighielden met (eigenhandige) ontginning van woeste gronden, is onjuist. De bezitsuitbreiding kwam rond 1350 abrupt tot stilstand. De financiële problemen waren zo groot, dat een deel van het bezit verkocht moest worden. Desondanks bleef een imposant domein over. Bij de uitbating daarvan bleven de uithoven een belangrijke rol spelen. Dankzij de uitgebreide vijfitende- en zestiende-eeuwse pachtadministratie die overgeleverd is, konden het verloop van de nominale pachtprijzen, de diverse regelingen en de werkelijke pachtbetalingen gereconstrueerd worden. Andere inkomsten uit het goederenbezit vormden de tienden en de opbrengsten van het agrarische bedrijf van de abdij. Goederenverwerving en goederenbeheer worden door Van Bavel bestudeerd tegen de achtergrond van de geografische omgeving, de relaties tussen de abdij en diverse families, de religieuze factoren binnen de Norbertijner orde, de lotgevallen van de abdij en vooral de sociaal-economische ontwikkelingen. Zo wordt de abdij op economisch vlak in kaart gebracht en krijgt de lezer inzicht in haar functioneren als grootgrondbezitter.
'De dissertatie over de premonstratenzer abdij Mariënweerd in de Tielerwaard, waarop de jonge mediëvist Van Bavel aan de Universiteit Utrecht promoveerde, mag zonder meer bewonderenswaardig worden genoemd: niet vanwege de omvang, maar vanwege de brede oriëntatie en diepgaande behandeling.' Remi van Schaïk in: Tijdschrift voor Geschiedenis no. 2 1995.
Aanbevolen bij dit artikel :