Onder de duizenden Joodse vluchtelingen die in ons land een schuilplaats zochten toen Hitler in Duitsland aan de macht kwam, bevonden zich enkele honderden christenen. Ze werden, tot de oorlog uitbrak, gescheiden van andere Joden, in vluchtelingenkampen ondergebracht. De Nederlandse doopsgezinden hadden hun broederschaphuizen opengesteld voor groepen Duitse kinderen en volwassenen. In dit boek wordt de bittere weg beschreven van deze vluchtelingen: de kinderen via Fredeshiem (Steenwijk) naar onderduikgezinnen, de volwassenen vanuit Schoorl, via Elspeet, Sluis en Noord-Frankrijk naar Westerbork. Doopsgezinden als Leny Leignes Bakhoven, Jacob ter Meulen, en Abraham Mulder zetten zich voor hen in. De basis voor deze studie wordt gevormd door materiaal uit openbare en particuliere archieven. Bovendien zijn de notulen van een doopsgezinde Werkgroep Zaanstreek vanaf 1940 integraal opgenomen. Deze werkgroep werd speciaal voor hulp aan Joodse vluchtelingen opgericht door Cor Inja en kreeg materiële steun van Zaanse bedrijven als Honig.
'"Bloembollen" voor Westerbork past op verschillende wijzen naadloos in de huidige geschiedschrijving van de Jodenvervolging. Het is, allereerst, een lokale studie, één die zich richt op een klein onderdeel van de vervolging. Ten tweede sluit het zich aan bij de trend joden niet vanzelfsprekend als één homogene groep te beschouwen, maar juist de diversiteit, de verdeling langs sociale, en ook religieuze scheidslijnen te benadrukken. Ten derde is het onderdeel van de geschiedschrijving van "omstanders" en "helpers" en daarbinnen de kerken, waarvan de rol in de oorlog tot op de dag van vandaag hevig wordt bediscussieerd.' Eva Moraal in: Tijdschrift voor Geschiedenis 125 (2012) 2, p. 292-293
‘Hoekema heeft in “Bloembollen” voor Westerbork een interessant stuk doopsgezinde geschiedenis voor het voetlicht gebracht. Voor het begrip van de theologische en organisatorische achtergronden geeft hij in een soort intermezzohoofdstuk een karakterisering van doopsgezinden in de jaren dertig. Interessant daarin zijn de discussies over het principe van geweldloosheid en de a-politieke traditie in het licht van het opkomende nationaal-socialisme. […] Het gedetailleerde verhaal dat Hoekema uit zijn bronnen laat oprijzen, is qua leesbaarheid niet altijd even sterk. Organisatorische verwikkelingen, zoals rond de mislukkende samenwerking tussen doopsgezinden en quakers, krijgen soms teveel aandacht. Dat de persoonlijke geschiedenissen waarmee de inleiding begint verderop in het boek nog slechts een kleine rol toebedeeld krijgen, is mijns inziens een gemiste kans. […] Dat neemt niet weg dat “Bloembollen” voor Westerbork vanwege de uitgebreide informatie over doopsgezinden en Duits-joodse vluchtelingen een mooie leeservaring is.’ Liesbeth Schimmel in: Transparant 22 (2011) 4, p. 26-27
'Het interessantste deel van het boek gaat over de Werkgemeenschap van Quakers en Doopsgezinden (W.Q.D.), later, toen de samenwerking min of meer werd verbroken, omgedoopt tot Werkgemeenschap Doopsgezinden en Geestverwanten (W.D.G.). Van de doopsgezinde afdeling Zaanstreek van de W.D.G. zijn de notulen vanaf 2940 integraal in dit boek opgenomen (pp. 140-200) De W.D.G. Zaanstreek hielp veel protestantse Joden, maar ook andere vluchtelingen, zoals die uit Nijmegen en Arnhem in 1944. De groep kreeg veel goederen en financiële steun van Zaanse industriëlen als Cees Honig, de familie Verkade, de firma's Duyvis, Simon de Wit en Grootes. De notulen geven een boeiend inzicht in de velerlei zorgen en gevaren die het hulpverleningswerk met zich meebracht.' Hans C. Vrielink op: www.historischhuis.nl/recensiebank 20-09-2011
Tevens gesignaleerd in: Nederlands Dagblad/Gulliver 29-04-2011, p. 6.