Omstreeks 1220 stelde Caesarius, cisterciënzer monnik van Heisterbach bij Königswinter, honderden leerzame verhalen te boek over wonderen en andere merkwaardigheden van zijn tijd. De abdij Heisterbach onderhield goede contacten met kloosters in het gebied dat we nu Nederland noemen, en zo heeft hij ruim zestig verhalen opgetekend die in deze streken zijn gesitueerd of mensen betreffen die hier vandaan kwamen. De auteur is een van de grote vertellers uit de Middellatijnse literatuur. Zijn exempels, meestal ernstig en soms verrassend humoristisch, boeien nog altijd. Jaap van Moolenbroek heeft deze Nederlandse verhalen verzameld, vertaald, en elk van een historisch commentaar voorzien. In deze commentaren staat de vraag centraal in hoeverre de bijeengebrachte verhalen kunnen worden gebruikt als bron voor de geschiedenis van Nederland en Nederlanders rond 1200. De monnik van Heisterbach stond in een christelijke vertelcultuur waarin men nogal creatief met verhaalstof om mocht gaan, maar hij heeft toch ook heel wat te melden dat historische waarde heeft. Omdat in deze verhalen tal van kerkelijk-religieuze thema's aan bod komen, geeft het boek een levendig beeld van het middeleeuwse christendom zoals dat werd gepropageerd door een monnik met veel verteltalent.
Jaap van Moolenbroek is als universitair hoofddocent verbonden aan de Faculteit der Letteren, Opleiding Geschiedenis, van de Vrije Universiteit te Amsterdam.
'[Het] mag gerust gesteld worden dat het een klus van jewelste geweest moet zijn. Maar niet alleen dat, het is ook een boek dat getuigt van grondige bronnenkennis, van acribie en van creatief denk- en combinatievermogen.' Remi van Schaik in: Signum 13 (2001) 2, p. 61-67
'Kortom, Van Moolenbroek heeft onschatbaar rijk bouwmateriaal bijeengebracht - minder voor de feitelijke geschiedenis van Nederland alswel voor de geloofswereld van Caesarius en zijn tijdgenoten.' Anneke B. Mulder-Bakker in: BMGN 116 (2001) 3, p. 364-365
'Deze opzet verraadt de intentie van de auteur een breed lezerspubliek in staat te stellen zich met uiterst interessant en vermakelijk bronnenmateriaal omtrent de Nederlandse geschiedenis vertrouwd te maken. Tegelijk wordt de wetenschappelijk georiënteerde lezer niet vergeten. In een uitvoerig notenapparaat bij de toelichtingen wordt verantwoording afgelegd van ingenomen standpunten. [...] Van Moolenbroek gaat met grote acribie ter werk. Waar mogelijk achterhaalt hij de historische omstandigheden. Tegelijkertijd laat hij niet na de literaire gelaagdheid en voorgeschiedenis van de exempels te traceren.' M.B. Pranger in: Dutch Review of Church History 81 (2001) 2, p. 191-192
'De levendige vertalingen uit het Latijn zijn zeer goed leesbaar en voor de geïnteresseerden is achter ieder hoofdstuk een notenlijst opgenomen. Mirakels historisch is een aanrader voor de twintigste-eeuwse lezer die eens kennis wil maken met een paar hele gewone middeleeuwers.' Marianne Foncke in: Fibula 41 (2000) 2, p. 23
'Van Moolenbroeks vertaling van het Latijnse origineel blinkt uit door precisie zonder dat hij in stijf taalgebruik vervalt. [...] In zijn commentaar worden de mirakels nooit laatdunkend als onzin afgedaan, maar veelal aangenaam "tongue in cheek" behandeld. Het boek is niet overdadig, maar wel functioneel geïllustreerd, onder meer met enkele landkaarten. Het wordt afgesloten met een (voor veel lezers niet overbodig) glossarium van kerkelijke termen, een bibliografie, een lijst van afbeeldingen en registers van persoons- en plaatsnamen en trefwoorden.' J.W.J. Burgers in: Literatuur (2000) 6, p. 364-366
'Verschijningen, hellereizen en luchtreizen, terugkerende en vechtende doden, kruisen aan de hemel, een kaars die niet opbrandt, een ziel die naar de hemel opstijgt; het is slechts een greep uit de vele thematieken die in de exempels aan bod komen. Al deze wonderlijke gebeurtenissen - hoe spectaculair of gewoon ook naar onze huidige normen - worden van een knappe en verhelderende commentaar voorzien en laten de lezer toe om een glimp op te vangen van de verwachtingen, voorstellingen en daden van geestelijken en leken.'Brigitte Meijns in: Trajecta 9 (2000) 4, p. 406-408
'Al mei al wurdt hjir moai material foar fierder ûndersyk jûn, sawol op historiografysk as op maatskippij- en religieus-histoarysk mêd. Wa't de muoite nimt om de oersetting nei te rinnen, sil ûntdekke dat dy tige krekt en tagelyk ek moai fan styl is. Dochs fyn ik it spitich dat de Latynske tekst net neist de oersetting mei opnommen is. Wol hat Van Moolenbroek it boek foarsjoen fan in slotskôging, dêr't er it wûnderkarakter fan de ferhalen yn analisearret en dêr?t yn yngien wurdt op it fermidden fan Caesarius syn ynformanten. In ferantwurding fan de teksten en har datearring, in list fan tsjerklike termen en in register fan persoans- en plaknammen kompletearje dit troch Verloren moai foarmjûne boek.' J.A. Mol in: It Beaken 64 (2002) 2
Verder gesignaleerd in: Ons Geestelijk Erf 74 (2000) III, p. 270-273; Leuvense Bijdragen 89 (2000), p. 499-500; cd-rom Leesidee 2000-2005; NRC Handelsblad 12-05-2000; Holland 33 (2001) 4, p. 277; Medioevo Latino 23 (2001), p. 101; Genealogie (2001) 7, p. 22; Amsterdamer Beiträge zur älteren Germanistik 55 (2001), p. 287-289; Scriptorium (2001) 1, p. 139-140; Sic! (mei 2000), p. 16-17; Trouw 09-09-2000; 28-06-2000; Tijdschrift voor Geschiedenis 113 (2000), p. 310-311; De Bazuin 21-1-2000; De Waarheidsvriend 18-5-2000; Roest (2000) 5, p. 54-56; Katholiek Nieuwsblad (2000) 36, p. 25; Tubantia 31-05-2000; Signum (2000) 1; Radioprogramma's Piet Kaptein; de Volkskrant 28-4-2000; De Gelderlander 25-2-2000.