Geert Mak sprak bij de verschijning van diens boek De levens van Jan Six op NPO Radio1 nog enkele lovende woorden over dit proefschrift van Jaap Moes. Luister het radiofragment hier terug (vanaf ongeveer 16.00).
‘Een grote verdienste van deze studie is de verbreding van het onderzoek tot niet-adellijke deelgroepen van de Nederlandse elite. Hierbij neemt Moes naast de jaarboeken van de adel (de rode boekjes) ook de blauwe boekjes van het patriciaat als uitgangspunt. […] bijzonder goed gedocumenteerde en heldere studie.’ Paul Janssens in: BMGN Low Countries Historical Review 130 (2015) 3, te raadplegen op: www.bmgn-lchr.nl
'Moes heeft bewonderenswaardig veel informatie verzameld en hieruit op systematische wijze zeer belangrijke processen en patronen gedistilleerd. Hiermee heeft hij aangetoond dat de veronderstelling dat aristocratische families gedurende de negentiende eeuw opgingen in de burgerlijke elite onterecht is. Onder aristocraten heeft een genuanceerd beeld opgeroepen van de macht, de status, levensstijl en het aanzien van de notabelenelite in een periode van grote veranderingen en vormt daarmee een belangrijke stap in de Nederlandse elitegeschiedenis.' Elyze Storms-Smeets in: Satire, themanummer van De negentiende eeuw 39 (2015) 1, p. 81-82
'Voor de algemene lezer is waarschijnlijk het derde hoofdstuk over de standvastigheid van de adel het meest leesbaar. Het gaat over onderwerpen als levensstijl, de status van grondbezit en landhuis, dynastie- en clanvorming en verwanschapsrelaties. [...] Voor zijn proefschrift heeft Moes prijzenswaardig monnikenwerk verricht. Het boek biedt veel nuttige informatie.' Huibert Schijf in: TSEG 10 (2013) 1, zie: http://www.tseg.nl/2013-1/
'De lijsten met hoogstaangeslagenen worden echt uitputtend gebruikt tot de laatste druppel relevante informatie eruit geperst is, zonder dat de beperkingen van dat materiaal vergeten wordt. Het resultaat is er gelukkig naar. Het boek levert een goed beeld op van de in veel opzichten amechtige en maar half geslaagde pogingen van de oude elite om de sociaal-politieke ontwikkelingen in ons land bij te benen; de onderlinge "believingen en gunningen" binnen het old boys network ("de magt der vriendschap"" ten spijt.' Wybren Verstegen in: Tijdschrift voor Geschiedenis 126 (2013) 3, p. 425-426
'De aristocraten bestaan, aldus historicus Jaap Moes, uit vier subgroepen, namelijk adel, oud patriciaat (reeds voor 1848 aanzienlijk en geparenteerd aan de adel), het zogenaamde "zelfbenoemde" of nieuwe patriciaat, dat merendeels bestond uit de ondernemers en industriëlen van de tweede helft van de negentiende eeuw, en ten slotte de hoger burgerij. Deze indeling wordt door het gehele boek gebruikt als het gaat om analyses van welstand, macht, aanzien, enzovoort.' Genealogie 19 (2013) 3, p. 38
‘Hopelijk waagt Moes zich nog eens aan een door hemzelf in de inleiding bepleite integrale benadering met meer aandacht voor kwalitatieve bronnen. Met zijn op de exploratie van kwantitatieve bronnen gebaseerde, fraai vormgegeven proefschrift over aristocratische macht, welstand en levensstijl in de tweede helft van de negentiende eeuw heeft hij in ieder geval een monumentale prestatie geleverd.’ Pieter Stokvis in: Virtus 19 (2012), p. 215-217
‘Het is bewonderenswaardig hoe Jaap Moes uit een grote hoeveelheid onderzoeksgegevens en met behulp van veel secundaire literatuur (zelfs De boeken der Kleine Zielenvan Louis Couperus wordt meermalen aangehaald) een genuanceerd beeld heeft opgeroepen van de macht, de status en het aanzien van de notabelenelite in een interessante periode in de Nederlandse geschiedenis. Het is bovendien een boek geworden dat een groter publiek verdient dan een kring van deskundigen. Jaap Moes heeft er, ondanks het kwantificerende karakter van het onderzoek, een lezenswaardig verhaal van gemaakt. Door zijn betoog steeds toe te spitsen op een persoon of casus brengt hij het verhaal tot leven en krijgen enkele van de vele dubbele namen uit het uitgebreide personenregister “een gezicht”.’ M.G. Koelewijn op: www.historischhuis.nl/recensies, 28-07-2012
‘Het boek van Moes is een proefschrift, met veel feiten, cijfers, diagrammen en sociaalwetenschappelijk jargon. Het is keurig geschreven en uitgegeven, met veel foto’s en een cd-rom met een grote hoeveelheid bronnen.’ Willem Bouwman in: Nederlands Dagblad/Gulliver 03-08-2012, p. 6
‘Tot voor kort gold belangstelling voor de Nederlandse adel als enigszins suspect. […] Nu de geschiedschrijving niet langer wordt gereduceerd tot het verhaal van de grote verbanden, zijn ook het individu en de subcultuur weer als legitieme thema’s aanvaard. De adel, als een van die subculturen, mag dus weer. […] twee gangbare misverstanden: dat alles wat de auteur weet ook verteld moet worden, en dat een chronologische vertelling per definitie saai is. Jaap Moes heeft van dit soort overwegingen geen last. Hij heeft een dissertatie geschreven, geen boek voor een breed publiek. Hij durft de lezer dus best te vermoeien met methodologische verhandelingen, vaktermen (“interkwartielafstand”) en fiscale informatie.’ Sander van Walsum in: de Volkskrant / Boeken 07-07-2012, p. 2-3
‘Hoe negentiende-eeuwse nimfijntjes hun meneren aanspraken vermeldt Jaap Moes niet in zijn dissertatie […]. Maar de meeste andere dingen die je zou willen weten over de Nederlandse haute-volée in de negentiende eeuw zijn wel te vinden in dit boeiende deel van de reeks Adelsgeschiedenis. Hoe rijk waren onze graven, baronnen en jonkheren? Waaraan gaven ze hun geld uit? […] Voor literatuurliefhebbers is het leuk dat Moes De boeken der kleine zielen van Louis Couperus als bron opvoert. Sociologen kunnen hun hart ophalen aan het gebruik van Max Webers theorie over sociale ongelijkheid.’ Elsbeth Etty in: NRC Handelsblad16-06-2012, p. 29
‘De auteur richt zich in sterke mate op leden van regering en parlement. Soms verlangt de lezer naar een breder perspectief op bijvoorbeeld het Hof, de Raad van State en de diplomatieke dienst. Kortom: een innovatieve studie gebaseerd op uitgebreid bronnenonderzoek, die doet verlangen naar regionale uitwerkingen en een vervolg in de tijd.’ Clemens Hogenstijn in: Archievenblad116 (2012) 8, p. 35
‘Moes heeft gebruikgemaakt van een enorme hoeveelheid kwantitatief materiaal […], dat op de bijgeleverde cd-rom verzameld is. Het resultaat is een voorbeeldige studie, waarin wordt aangetoond dat de Nederlandse adel na 1848 disproportioneel veel macht en invloed bleef bezitten en er geen sprake was van een “fusie” tussen adel en niet-adellijke welgestelden. […] Een korte samenvatting als deze doet geen recht aan de rijkdom van het boek. Wie echt geïnteresseerd is in de positie en de rol van de elite in een periode van snelle verandering, kan niet om het boek van Moes heen.’ Rob Hartmans in: Historisch Nieuwsblad 21 (2012) 9, p. 83-84
‘Het boek van Moes toont het overlevingsvermogen van een klasse die ondanks de afschaffing van haar privileges nog gedurende ruim een halve eeuw haar macht, welstand en aanzien wist te behouden, totdat ook zij, naar de historische wet van opgaan, blinken en verzinken, van het toneel des levens verdween en sindsdien haar onzichtbaar geworden leven leidt. Deze vergane aristocratische wereld is door Moes voortreffelijk beschreven. Geroemd moge worden de voorbeeldige verwerking van het overrijke bronnenmateriaal. Een woord van waardering past ook de mooie uitvoering.’ O.W. Dubois in: Reformatorisch Dagblad/PuntKomma, 13-11-2012, p. 11
Tevens gesignaleerd in: Openbaar Bestuur 22 (2012) 10, p. 20.