Dit boek heeft de Prof. Van Winterprijs 2011 gewonnen, voor het beste boek op het terrein van de lokale en regionale geschiedenis voor de periode 2009-2010.
Dat universiteiten geen ivoren torens zijn, maar maatschappelijke instellingen die met duizend draden zijn verbonden met de samenleving laat P.A.J. Caljé zien aan de hand van de sociale en culturele geschiedenis van de studenten van één universiteit - die van Groningen. Daarbij worden sociale, politieke en geografische lange-termijnprocessen verbonden met zo goed mogelijk gereconstrueerde levens van vijf cohorten studenten uit de negentiende eeuw en een cultuurgeschiedenis van het Groninger studentencorps Vindicat atque Polit. Om die negentiende-eeuwse processen goed in zicht te krijgen, is een flinke aanloop nodig, die al in de late Middeleeuwen begint. Thema's die in dit boek aan bod komen, zijn de geografische heroriëntatie van het gewest Groningen, de verwerving van het academische monopolie over Noord-Nederland, staats- en natievorming, elitevorming en professionalisering, sociale democratisering en het ontstaan en de transformatie van de burgerlijke universiteit. De universiteit wordt zo een instituut in het hart van de Nederlandse samenleving.
'Het boek is niet vrij van jargon als academiciproductie, stratificatiemodellen en recruteringsgebieden. Ook vertelt de auteur graag over de interpretatieproblemen bij het gebruik van bronnen en de huidige stand van de academische discussie. Een academisch boek over een academisch onderwerp.' In: Nederlands Dagblad 13-03-2009
'Caljé toont aan dat de studenten ook in vroeger tijden al allesbehalve een geïsoleerd bestanddeel van de stad-Groninger samenleving vormden. Voor liefhebbers van de geschiedenis van Stad en Lande raad ik dan ook aan deze studie zeker te lezen.' Jonn van Zuthem in: Stad & Lande 18 (2009) 2
Zie ook de zeer uitgebreide bespreking van J. Vree, 'Cijfers en beschouwingen zonder voldoende archiefonderzoek kunnen bedriegen. Kerkhistorische kanttekeningen bij P.A.J. Caljé, Student, universiteit en samenleving: de Groningse universiteit in de negentiende eeuw', en de eveneens uitgebreide repliek daarop van P.A.J. Caljé, 'Een confrontatie tussen structurele en intentionele geschiedschrijving', in: DNK 13 (2010) 72, resp. p. 28-53 en p. 54-61
'De kracht van dit boek is dat het zich niet beperkt tot de sociaal-economische zijde van de verhouding tussen student, universiteit en samenleving. Ook de ontwikkeling van de studentencultuur geeft inzicht in de maatschappelijke functie van een universiteit. Caljé laat zien hoe in de loop van de negentiende eeuw de kloof tussen burger en student werd gecultiveerd tot een ideologie. [...] De aristocratisering liep in de 1868 in het Groningse stuendencorps uit op een strijd tussen "aristocraten" en "democraten". De laatstgenoemden kwamen vooral uit de gezeten en kleine burgerij zonder academische traditie. Zij vormden in 1856 al eenderde van de studentenbevolking, zoasl eerder in dit boek wordt aangetoond. [...] Dit boek laat zien wat de bredere betekenis kan zijn van de bestudering van de geschiedenis van universiteiten en hoe vruchtbaar het kan zijn de bewerkingvan cijfermateriaal te koppelen aan cultuurgeschiedenis. En het roept om uitbreiding van zulk onderzoek in de tijd naar de twintigste eeuw en op nationale schaal.' P.J. Knegtmans in: Tijdschrift voor Geschiedenis 123 (2010) p. 137-138.