'Ik heb de aard en omvang van deze editie hier opsommend benoemd om duidelijk te maken dat het hier een degelijke, wetenschappelijke, filologisch getinte uitgave betreft die voor eens en altijd met de vroegere verwaarlozing van Van Manders verzen moet afrekenen. Van Mander is een redelijk belangwekkende auteur uit een bijzonder interessante periode in onze vaderlandse literatuurgeschiedenis, namelijk de tijd dat de renaissancistische vernieuwing zich ten volle uit het Zuiden (met name Frankrijk en de Zuidelijke Nederlanden) naar het zich in sneltreinvaart ontwikkelende noorden verspreidde. Er zijn volop experimenten met vorm en stijl, waaraan Van Mander, opgegroeid tussen rederijkers, met overtuiging meewerkt. (...) Vanuit wetenschappelijk oogpunt is het belang onmiskenbaar en kan de editeur niet anders dan lof worden toegezwaaid. Hij heeft met kennelijk enthousiasme, bewonderenswaardige volharding en een thans bijna verdwenen degelijkheid het beste gegeven.? Jeroen Jansen, in: Neder-L jaargang 12, 29 mei 2004
'Deze tekstuitgave verdient veel lof.' B. Thijs in: De zeventiende eeuw 21 (2005), p. 169-171
'De nieuwe editie van de Olijf-bergh mag met zijn twee verzorgde linnen delen een modern eerherstel heten. (...) Wat Verkuyl te berde brent is van een filologische degelijkheid die ontzag afdwingt (...).' Anke van Herk in: Literatuur 128 (2004), p. 43
'De Groningse literatuurhistoricus Verkuyl heeft een indrukwekkende, uitvoerig ingeleide en rijkelijk geannoteerde teksteditie bezorgd'. In: Doopsgezinde Bijdragen, nieuwe reeks 31 (2005), p. 325-326
'De zorgvuldigheid en zorgzaamheid waarmee Verkuyl te werk is gegaan, maken zijn editie tot een eerbetoon aan Van Mander.' Els Stronks in: Tijdschrift voor Nederlandse Taal en Letterkunde 122 (2006) 3.