De Rijmkroniek van Holland behandelt de geschiedenis van het graafschap Holland en Zeeland tot het jaar 1305 en geeft met name een levendig en gedetailleerd verslag van de roerige periode 1296-1304. Het belang van de bron voor de Zeeuwse en Hollandse geschiedschrijving wordt al eeuwen onderkend. Veel middeleeuwse schrijvers hebben uit de kroniek geput en ook ons huidige beeld van de middeleeuwse geschiedenis van Holland, zowel het populaire als het wetenschappelijke, gaat voor een groot deel terug op dit werk. J.W.J. Burgers bereidt een nieuwe editie van de Rijmkroniek voor - de vijfde sinds 1591. Ook voor literatuurhistorici en taalkundigen vormt de kroniek een belangrijk studieobject. De eerste versie van de Rijmkroniek is het oudste volkstalige werk in dit genre en het gehele werk is een van de vroegste volledig overgeleverde en meer omvangrijke literaire teksten in het Nederlands. Hoewel er veel onderzoek verricht is naar de Rijmkroniek, zijn het auteurschap en de datering van de verschillende stadia en de twee voltooide versies nog steeds onderwerp van discussie. De ontdekking van een groot aantal door Melis Stoke eigenhandig geschreven oorkonden stelde Burgers in staat Stokes ambtelijke carrière, eerst als stadsklerk in Dordrecht en later in de grafelijke kanselarij, te volgen. Met behulp van die nieuwe informatie en door een nauwkeurige stilistische en inhoudelijke analyse van de tekst kon het ontstaan van de Rijmkroniek worden gereconstrueerd. Het blijkt dat in de jaren 1280-1282 een eerste, anonieme auteur een kroniek heeft geschreven voor graaf Floris V, waarna Stoke in twee stadia, in 1301-1302 en in of kort na 1305, een vervolg daarop vervaardigde in opdracht van de graven Jan II en Willem III. Nog later (waarschijnlijk na 1308, mogelijk in 1311-1314) heeft Stoke de kroniek opnieuw herzien. Burgers beschrijft de werkwijze en doelstellingen van beide chronisten, de bronnen die zij gebruikten en de politieke en culturele context waarin beide kronieken ontstonden.
'Eigenlijk kan een bespreking van deze omvang geen recht doen aan een boek van deze allure, dat veel weg heeft van een detective. (...) Burgers heeft onderzoek van grote klasse afgeleverd, dat slechts voor kleine kanttekeningen ruimte laat, zoals die over de "ontleende" verzen uit Karel ende Elegast. Ik heb slechts twee opmerkingen als lezer. Men kan eigenlijk bij elk hoofdstuk beginnen, aangezien Burgers (bewust) voortdurend de stand van zaken weergeeft en herhaalt. Die redundantie begon mij, van begin tot eind lezend, soms wat te irriteren. Iets wat ook gold voor zijn neiging om zelfs kleine bevindingen steeds als bewijzen te bestempelen voor iets dat in dat stadium al lang op andere en betere grond(en) was aangetoond. (...) Dat haalt nodeloos de vaart uit dit prachtige boek.' Rob Resoort in: Literatuur (2000) 4, p. 228-230
'Op grond van de door beide auteurs gebruikte bronnen, toont Burgers aan dat de "Rijmkroniek van Holland" in de Hollandse literaire traditie van haar tijd past, maar dat er daarnaast niets op tegen is om de tekst als bron voor historisch onderzoek te gebruiken, omdat zowel de anonymus als Stoke als "competente, welingelichte en in principe waardheidsgetrouwe auteurs" beschouwd mogen worden (p. 318). Ook Burgers kunnen we trouwens als een competente, welingelichte en in principe waarheidsgetrouwe auteur kenschetsen. Hij bestudeert de materie vanuit verschillende invalshoeken en doet geen enkele bewering zonder deze eerst zorgvuldig te boekstaven en hij formuleert precies en gedegen. (...) De vragen met betrekking tot de "Rijmkroniek", die in de inleiding aan de orde komen, worden in het slothoofdstuk overtuigend beantwoord. Hoe Burgers op grond van o.a. historisch, paleografisch en taal- en letterkundig onderzoek tot deze antwoorden komt is in de tussenliggende hoofdstukken op de voet te volgen. Burgers' studie over de "Rijmkroniek van Holland" is een prachtige studie!' Tanneke Schoonheim in: Amsterdamer Beiträge zur älteren Germanistik 54 (2001), p. 233-236
'Al met al is Burgers' monografie een grote stap voorwaarts in het onderzoek van de Rijmkroniek van Holland. Het toekomstig onderzoek - of dat nu strikt historisch of literair georiënteerd is - kan niet om dit degelijke werk heen. (...) Het zicht dat deze studie biedt op de genese van de Rijmkroniek zal ongetwijfeld op details nog worden bijgesteld: niet alles wat Burgers zegt over de literaire aspecten ervan, bijvoorbeeld de verbindingen met andere (volkstalige) teksten, is voor mij even overtuigend. Maar het schijnt mij toe dat - gegeven het beschikbare bronnenmateriaal - er aan de grote lijnen van dit beeld nauwelijks nog te tornen valt. Ik merk nog graag op dat de studie in een toegankelijke stijl is geschreven en dat zeker het consequent vertalen van alle citaten uit middeleeuwse teksten een pluspunt is: niet alleen is het een handreiking aan de lezer, het verheldert wel degelijk ook de argumentatie van de auteur.' Geert H.M. Claassens, in: Leuvense Bijdragen 88 (1999), p. 495-500
'(...) Burgers' boek [is] een uiterst belangrijke bijdrage aan de studie van de Hollandse geschiedenis in de dertiende en vroege veertiende eeuw. Dankzij de talrijke citaten uit de Rijmkroniek en uit andere Latijnse bronnen, die bovendien telkens nauwkeurig worden vertaald, vormt het boek ook een ideale inleiding tot de studie van de verhalende bronnen voor de middeleeuwse Hollandse geschiedenis in het algemeen. Het blijft nu alleen nog wachten op de teksteditie van de Rijmkroniek die Burgers in voorbereiding heeft (p. 13). De voorliggende studie bewijst in ieder geval dat hij er de ideale uitgever van zal zijn.' Godfried Croenen in: Holland 34 (2002) 1, p. 17-19
Verder gesignaleerd in: The Year's Work in Modern Language Studies 61 (1999), p. 778; Spiegel Historiael 35 (2000) 7-8, p. 327; Genealogie 6 (2000), p. 90; NRC-Handelsblad 15-01-2000; Hollands Historisch Magazine 4 (1999) 4, p. 11; 5 (2000) 1, p. 39.