In de Universiteitsbibliotheek Amsterdam (UvA) bevindt zich een fragmentenverzameling met als signatuur Hs. I A 24, a t/m q. Onder de letters l, m en n worden zeer gehavende fragmenten bewaard van een eenvoudig handschrift van rond 1500. Vermoedelijk behoorden de bladen tot drie fascikeltjes die ooit zijn samengebonden tot een codex. De inhoud van dat boek - voorzover bekend - is ronduit verrassend: een Middelnederlandse vertaling van het Chanson de Roland (l), de curieuze roman Jonathas ende Rosafiere (m) en een samenraapsel van gedichten en liederen (n). De fragmenten werden in 1863 ontdekt in de band van een register in het archief van de Sint-Odulphuskerk te Borgloon, in België. De stukken werden overgedragen aan de Leuvense hoogleraar J.-H. Bormans en later geschonken aan de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek. De meeste teksten zijn al in de vorige eeuw uitgegeven, zij het niet altijd volledig en nauwkeurig. Alleen van het Roelantslied bestaat een moderne uitgave (1981). In deze nieuwe, diplomatische editie zijn alle werken uit deze unieke verzameling integraal opgenomen. Daarmee komen de teksten voor het eerst in hun onderlinge samenhang beschikbaar voor onderzoek. In de inleiding bij de editie wordt onder meer aandacht geschonken aan de overlevering van de teksten en de paleografische en codicologische aspecten van het handschrift waarin zij zijn overgeleverd.
'De uitgave is bezorgd conform de richtlijnen van het Project Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden. Het inleidende gedeelte (karakteristiek, geschiedenis van het onderzoek, beschrijving van het handschrift, besluit, overzicht van de inhoud, verantwoording van de editie, afkortingen) blinkt uit door helderheid en volledigheid. Zeker in de beschrijving van het handschrift (p. 20-62) hebben de editeurs een bewonderenswaardige inspanning geleverd om de codex als het ware uit zijn as te laten herrijzen, waarbij ze er zonder meer in zijn geslaagd om deze complexe materie op zeer inzichtelijke wijze te presenteren. Dat de subparagrafen over de latere lotgevallen van de codex wellicht wat ruimer zijn uitgevallen dan in het concept van de reeks gebruikelijk is, mag binnen deze zeer nadrukkelijk als conserverend opgezette uitgave geen echt bezwaar zijn. (...) De editie zelf dwingt bewondering en respect af. Ook hier maakt een blik op de fotografische reproductie duidelijk dat de editeurs geen gemakkelijke taak hadden aan dit cruciale onderdeel.' Geert H.M. Claassens in: Leuvense Bijdragen 90 (2001), p. 470-473
'Mooi is het niet, het "Borgloonse handschrift". Maar de inhoud is erg bijzonder: teksten over ridders en rederijkers. Van dit middeleeuwse handschrift, afkomstig uit de collectie van de Universiteitsbibliotheek, is nu een mooi boek gemaakt. (...) Het verschijnen van de complete uitgave van alle teksten in het handschrift Borgloon plaatst de teksten in hun onderlinge context. Het is een vreemde mix van een paar romans (Jonathas ende Rosafiere, het Roelantslied), wat liederen, rederijkersgedichten en spotteksten. De boekhistorische kant van het verhaal is nu compleet. Wat de kopiist bewoog om juist deze teksten te verzamelen, moet nu door de historisch letterkundigen en historici worden onderzocht.' Ward Wijndelts in: Folia 54 (2001) 28
Verder gesignaleerd in: Amsterdamer Beiträge zur älteren Germanistik 58 (2003), p. 216-219; Bulletin Codicologique (2002) 1, p. 47; Germanistik 42 (2001) 1/2, p. 172; TNTL 117 (2001) 4, p. 406; Spiegel Historiael 36 (2001) 6, p. 266; Literatuur (2001) 5, p. 316-319; Cd-rom Leesidee 2000-2005.