Enige maanden na afloop van zijn tweede ambtstermijn als Voorschepen van de bank van de Keure, op 15 november 1481 om precies te zijn, vertrok de Vlaamse ridder Joos van Ghistele op pelgrimstocht naar het Heilig Land, het St. Katharinaklooster in de Sinaïwoestijn èn het geheimzinnige christenrijk van Pape Jan. Zijn vergeefse pogingen om Abessinië te bereiken, voerden hem door gebieden die toentertijd nauwelijks betreden werden door westerlingen: Mesopotamië, zuidoost Arabië, Syrië, Zuid-Turkije en Noord-Perzië. Door stormen en oorlogen kwam hij ook op andere plaatsen terecht die eigenlijk niet langs zijn route lagen, zoals Kreta, Korfoe en de Barbarijse kustgebieden. Hij zag hierdoor veel meer van de wereld dan zijn beroemdere tijdgenoten Bernhard von Breydenbach, Felix Faber en Jan Aerts. Zijn reisnotities, die een schat aan gegevens bevatten op ethnografisch, religieus, politiek en maatschappelijk terrein, vertrouwde Van Ghistele na zijn terugkeer in Vlaanderen in 1485 toe aan Ambrosius Zeebout. Deze werkte Van Ghisteles aantekeningen uit en vulde ze aan met gegevens uit bijna zeventig bijbelse, klassieke, patristische, laat-klassieke, middeleeuwse en humanistische bronnen. Het resultaat is een indrukwekkend geheel van epiek en didactiek, een monumentaal werk dat geldt als het nauwkeurigste en betrouwbaarste reisverhaal in de hele Europese literatuur der late Middeleeuwen.
Deze integrale uitgave, de eerste sinds 1572, is gebaseerd op twee zestiende-eeuwse handschriften. In zijn inleiding geeft de editeur, R.J.G.A.A. Gaspar, onder meer de resultaten weer van zijn onderzoek naar de bronnen die Zeebout gebruikt heeft.
'Al met al kunnen we concluderen dat Gaspar goed werk heeft afgeleverd voor wie met name geïnteresseerd is in het reisverhaal van Joos van Ghistele. (...) een bijna onuitputtelijke bron voor onderzoek is beschikbaar gekomen.' J. Schenkel in: Queeste 6 (1999) 2
'Zeebouts reisverslag is een prachtige bron voor wie weten wil hoe een Vlaming zich eind vijftiende eeuw informatie verschafte over een vreemde wereld en hoe hij deze informatie beoordeelde.' Arjan van Dixhoorn in: BMGN 115 (2000) 1.