In het zeventiende-eeuwse Nederland verschijnen opmerkelijk veel stadsbeschrijvingen: omvangrijke boeken waarin één enkele stad tot in detail voor het voetlicht wordt gebracht. Niet alleen vertellen ze het verhaal van de lotgevallen van de stad, maar ze besteden ook ruim aandacht aan de opvallende gebouwen, de instellingen en de manier waarop de stad wordt bestuurd. De eerste specimina gaan over de Hollandse kopstukken Amsterdam en Leiden en zijn uitgegeven tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621). Ze vormen het begin van een eeuwenlange traditie die doorloopt tot de stadsgeschiedenissen van nu. Dit is de eerste diepgaande studie naar dit verschijnsel in al zijn rijkdom. Aan bod komen de stadsbeschrijvingen zelf en ook de chorografie, stedenlof, reisliteratuur en geschiedwetenschap, die dienden als grondslagen van het genre. Vanuit die interdisciplinaire invalshoek geeft De woonplaats van de faam een verhelderend beeld van de manier waarop steden in onze Gouden Eeuw moesten worden beschreven.
'Het is niet de inhoud van deze stadsbeschrijvingen die het onderwerp van Verbaans studie vormen, maar de kenmerken van het genre. Historici blijven daarom ook grotendeels op hun honger zitten bij het lezen van dit boek, al moet worden gezegd dat de kennis en het vakmanschap van de letterkundige Verbaan wel alle lof verdient.' Maarten van Dijck in: Holland Historisch Tijdschrift 46 (2014) 1, p. 40
'In zijn studie wil Verbaan de anatomie van de[...] stadsbeschrijvingen ontleden. Hij is dus niet zozeer in de inhoud van deze werken geïnteresseerd, als wel in de genre-formele kant, in de tradities, voorschriften en principes die de zeventiende-eeuwse stadsbeschrijvingen maakten tot wat zij waren: omvangrijke boeken waarin één enkele stad vanuit een aantal vaste, min of meer thematische invalshoeken lovend werd beschreven. [...] Helder en met veel kennis van zaken zet Verbaan de in zijn ogen belangrijkste invloeden uiteen.' Paul Knevel in: De Zeventiende Eeuw 29 (2013) 1, webrecensie
‘Volgens Verbaan kunnen de 17-eeuwse stadsbeschrijvingen min of meer vergeleken worden met de reisgidsen over een stad die we nu kennen, bijvoorbeeld de Lonely Planet van Amsterdam. Ook die gidsen geven een geschiedenis van de stad en beschrijven de culturele hoogstandjes, de mooie gebouwen in een stad. "Een groot verschil met zo’n reisgids is allereerst dat de praktische tips ontbreken waar je kunt slapen en eten en wat je moet bezoeken. Dat komt omdat een stadsbeschrijving toen geschreven werd voor mensen die in de stad wonen, niet voor bezoekers van de stad," zegt Verbaan. "Naast juichende commentaren werd er ook altijd aandacht besteed aan de morele superioriteit van de bewoners. Dat gaf stedelingen een gevoel van bevestiging. Als je zo’n boek kocht en je las het dat kreeg je het gevoel dat je echt bij de stad hoorde."’ Interview Felix Meurders met Eddy Verbaan in: DeGids.fm 14-12-2011
‘Doorgaans waren de boeken niet goedkoop. Ze werden gepubliceerd in kleine oplagen van 200 tot 500 exemplaren, zodat alleen welvarende burgers en vooral invloedrijke regenten ze konden aanschaffen. Stadsbeschrijvingen bestonden traditioneel uit een historische topografie, een chronologische geschiedenis en een verhandeling over de werking van het stadbestuur. In de jaren 1660 kwam daar verandering in met de verschijning van de eerste fictieve stadswandelingen, uitgegeven in een handzaam formaat en bedoeld voor een breder lezerspubliek.’ Maarten Hell in: Ons Amsterdam 64 (2012) 3, p. 122
‘Interessant is het als Verbaan beschrijft hoe stadsbeschrijvingen een kruispunt vormen van verschillende genres en disciplines. Zo was er de invloed van de `chorografie’, door de auteur gedefinieerd als “een wetenschap die ligt op het punt waar aardrijkskunde en geschiedenis elkaar kruisen” (pag. 45), maar ook die van de stedenlof, de reiskunde en ideeën over bronnenonderzoek en geschiedschrijving. […]Het boek is zeker een aanrader voor iedereen die geïnteresseerd is in stadsgeschiedenis en historiografie in de 17e eeuw.’ A. de Vries op: www.historischhuis.nl/recensies 26-03-2012
‘Het proefschrift van Eddy Verbaan vult hoe dan ook een grote leemte op het terrein van de Nederlandse stadsgeschiedenis en geeft inzicht in de zeventiende-eeuwse discussies over de vraag hoe je een stad moest beschrijven en welke aspecten daarbij van belang zijn. […] Bovendien, en dat is misschien wel de belangrijkste verdienste van Verbaan, haalt hij de stadsbeschrijving uit de antiquarisch hoek en plaatst hij haar in de traditie van het zeventiende-eeuwse streven naar feitenkennis, stedelijke gemeenschapszin en waarheidsgetrouwheid.’ Kornee van der Haven in: Spiegel der Letteren (2013) 1, p. 98-100
'Verbaanse proefschrift is er goed in geslaagd te laten zien dat het initiatief voor de stadsbeschrijvingen vaak komt vanuit de stadsbesturen, en geeft een geduldige analyse van de werkwijze van de vervaardigers die met een scherp oog voor de eigen positie in het veld van interstedelijke competitie op artistieke wijze een gouden stad in woorden bouwen.' Frans R.E. Blom in: Tijdschrift voor Geschiedenis 125 (2012) 4, p. 589-590
Verder gesignaleerd in: Kabelkrant Piet Kaptein voorjaar 2012.