Toegevoegd aan winkelwagen
Niet op voorraad
De Stichtse ministerialiteit en de ontginningen in de Utrechtse Vechtstreek
€50,00
Niet op voorraad in de webshop
ISBN |
9789065502537 |
Auteur(s) |
A.L.P. Buitelaar
|
NUR codes |
684
,
693
|
Jaar van uitgave |
1993 |
Druk |
1 |
Reeks |
Middeleeuwse Studies en Bronnen
|
Nummer in reeks |
37 |
Bindwijze |
geb |
Aantal bladzijdes |
440 |
Dit boek is uitverkocht.
Het ontstaan, de ontwikkeling en de betekenis van de ministerialiteit in het Sticht Utrecht worden in dit boek benaderd vanuit drie invalshoeken: de militaire, de bestuurlijke en die van de ontginningsactiviteit. De nadruk ligt daarbij op de verhoudingen en ontwikkelingen in het Nedersticht, dat ongeveer het gebied van de huidige provincie Utrecht besloeg. In het laatste kwart van de elfde eeuw traden de comites steeds eigenmachtiger op en dwongen de Utrechtse bisschop in het defensief. Deze concentreerde zich, in het Nedersticht, op die gebieden die op den duur tot een landsheerlijkheid onder bisschoppelijk gezag aaneen gesmeed zouden worden. Macht en zeggenschap van de graaf-voogd op het gebied van de rechtspraak in dit kerngebied werden voorlopig in tact gelaten, maar de bisschop voorkwam wel verdere uitbreiding van het grafelijke gezag. Met ontginningen mocht de graaf zich niet inlaten en de (lage) rechtsmacht in de ontginningsgebieden is ook nergens in handen van de graaf terechtgekomen. Ook op het militaire vlak werd het grafelijke machtsbereik danig ingeperkt. Het ambt van burggraaf van Utrecht werd losgekoppeld van het ambt van graaf-voogd en vergeven aan een ministeriaal van de bisschop. Verder kwam de verandering in de politiek-militaire machtsbasis van de bisschop tot uitdrukking in zijn keuze voor ministerialen als leden van zijn bisschoppelijke militia, de beroepsgroep der bereden en gewapende krijgers. Ook bij de systematische ontginningen in cope-verband in het westen van het Nedersticht zijn door de bisschop ministerialen ingezet, niet alleen als locatores, ondernemers die met de leiding over het ontginningswerk waren belast, maar ook als boeren-kolonisten. De overgang tussen de periode waarin de goederen langs de Vecht nog in domaniale kaders werd geëxploiteerd, en de elfde en dertiende eeuw toen de uitgestrekte veengebieden aan weerszijden van de Vecht in ontginning waren genomen, wordt door een veel grotere mate van continuïteit gekenmerkt dan tot nu toe werd aangenomen. In verschillende opzichten zijn de ministerialen van de bisschop dragers geweest van deze continuïteit. Een opvallend kenmerk van de Stichtse ministerialiteit is de exclusiviteit geweest, met uitsluiting van bijvoorbeeld edelen, waarmee de bisschop zijn ministerialen heeft belast met bestuurs- en hofambten en met taken als ondernemers in de ontginningen en met het lokale bestuur aldaar nadien. In de veertiende en vijftiende eeuw boette de ministerialiteit aan maatschappelijke betekenis in. De ridderschap ging functioneren als de maatschappelijke 'bovenlaag' van de samenleving, maar zonder dat de ministerialiteit als stand verdween.
'(...) Buitelaars boek is niet alleen de transparante registratie van magnifiek onderzoek, het leert, inspireert en prikkelt ook en dat doen veel te weinig boeken'. P.C.M. Hoppenbrouwers in: BMGN 110 (1995) 4
'Door deze dissertatie is de Nederlandse literatuur over de middeleeuwse ontginningsbeweging opnieuw verrijkt met een belangwekkende bijdrage.' G.J. Borger in: Historisch Geografisch Tijdschrift februari 1995.
Aanbevolen bij dit artikel :