'This book contains exactly what its title promises: a systematic presentation of crime and punishment in Haarlem, 1245–1615.' Pieter Spierenburg in: Renaissance Quarterly LXXII (2019) 3, p. 1073-1074
This modestly-sized and well-written study by social historian Maarten Müller offers a welcome contribution tot the Dutch history of criminal justice, a theme that was popular for a while at the end of last century only to disappear from the research agenda in more recent years.' Peter Hoppenbrouwers in: The Medieval Low Countries (2018) 5, p. 324-325
'Müllers studie van de Haarlemse misdaad- en strafgeschiedenis is van grote waarde. Door voor een periode van meerdere eeuwen een groot corpus aan bronnen de revue te laten passeren, vormt het boek een belangrijke bijdrage aan het toegankelijk maken van dit immens fascinerende en vaak opvallend rijke materiaal. In de benadering van het materiaal valt echter nog wel wat te winnen. Door Müllers huiver voor een te theoretische benadering van de geschiedenis van misdaad en straf, ontbeert de studie een werkelijk kritische reflectie op de eigen theoretische aannames. En dat terwijl het vaak juist het gebrek aan kritische zelfreflectie is dat sterk theoretische benaderingen zo krampachtig kan maken.' Frans Camphuijsen in: Madoc 32 (2018) 2, p. 118-120
'It is a concise and lucid study, undergirded by three kinds of sources, namely legal ordinances, verdicts, and financial accounts capturing income from fines and expenses related to other penalties. [...] Misdaad en straf in een Hollandse stad makes no overt claims to typify urban justice in the Low Countries; indeed, the author is careful to a fault in limiting his conclusions to one city in one era. Müller does cast the occasional comparative glance, however, revealing the depth of his own knowledge and the degree to which criminal historiography for other premodern cities in the region has matured, even for the thirteenth and fourteenth century, when evidence is much thinner on the ground. A regional study for the latter period is long overdue, especially given its potential to challenge many working assumptions of early modern historiography. Meanwhile, readers will profit from the nuanced treatment Müller offers of Haarlem’s constantly changing landscape of crime and punishment.' Guy Geltner in: BMGN-Low Countries Historical Review 133 (2018)
'Op basis van het stadsrecht, de vonnissen van de schepenbank en de rekeningen van de schouten beschrijft Maarten Müller hoe het stadsbestuur van Haarlem, de graaf van Holland en later de Staten van Holland reageerden en anticipeerden op verschillende vormen van criminaliteit. Ook de ontwikkeling van de strafrechtelijke procedures wordt beschreven.' In: Rechtshistorische Courant, maart 2018, p. 3
'Haarlem in de Hoge Middeleeuwen. Bloeiende stad aan het Spaarne, achtduizend inwoners, met een uitgebreid commercieel en bestuurlijk netwerk dat zich uitstrekte tot Hollandse, Zeeuwse en Vlaamse steden – en ver daarbuiten. In zo’n stad gebeurde weleens wat – en er is nog archiefmateriaal bewaard gebleven waaruit je kunt opmaken hoe de rechtspraak in die stad verliep – en hoeveel werk de beul had. Historicus Maarten Müller schreef een boek over misdaad en straf in Haarlem tussen 1245 en 1615. [...] Veel interessanter dan de cijfers is de dynamiek die op de achtergrond speelt. Het oude Friese recht, waarin eerwraak een belangrijke rol speelde, en waarin vetes generaties lang kunnen voortwoekeren, echoot nog na. Je kunt allerlei bepalingen lezen als pogingen om af te rekenen met de kennelijk onbedaarlijke neiging van mensen om eigen rechter te spelen. Een andere belangrijke verschuiving die Müller in zijn zorgvuldig geschreven studie laat zien, is de terugdringing van het "godsoordeel" uit het rechtssysteem. Als de rechter er met de gebruikelijke middelen van recherche en getuigenverhoren niet uitkwam, kon hij tot pakweg het jaar 1000 Gods hulp afdwingen, door bijvoorbeeld een vuurproef of een waterproef. Als je door vuur ging en niet verbrandde, of je hand in kokend water stak en daar geen blijvende brandwonden aan overhield, was je onschuldig.' Rien van den Berg in: Nederlands Dagblad Gulliver, 15 december 2017, p. 10
'De schrijver had zich ten doel gesteld, een bijdrage te leveren aan een aantal debatten die in de loop der tijd over misdaad en straf gevoerd zijn. Mijns inziens is hij geslaagd in zijn opzet. Waar hij ook in geslaagd is, is het ontsluiten van bronnen die op grond van hun rubricering nog niet meegenomen werden als strafrechtelijke bronnen. [...] Voorts is de schrijver erin geslaagd om met betrekking tot dit onderwerp de beeldvorming van sensatie te ontdoen. Hij haalt Johan Huizinga aan, die in Herfsttij der middeleeuwen stelde dat men in de late Middeleeuwen slechts de twee uitersten van wrede straf en volle genade kende. Mede dankzij dit onderzoek weten we dat dit een ongenuanceerde stelling was.' Drs. Paul Hendriks op: Historisch Huis, december 2017.