Ofschoon moppen, anekdotes en Broodje-Aap-verhalen in principe thuishoren in een oraal vertelcircuit, werden al vanaf de vijftiende eeuw grappen en grollen verzameld en in boekvorm verspreid. Vroeger meende men dat dit de literatuur van het volk was, vanwege het zogenaamde realistische karakter. Dit standpunt is inmiddels al lang verlaten. Net als tegenwoordig genoten in de Middeleeuwen alle lagen van de bevolking van deze verhalen. Daar handschriften uitsluitend betaald konden worden door kapitaalkrachtige lieden (adel en rijke burgers) zullen zij ook wel opdracht gegeven hebben om dergelijke verhalen op schrift te stellen. In dit boekje vertelt Ludo Jongen tien middeleeuwse moppen na.