'Als casus kiest Geerdink voor het omvangrijke dichterlijke oeuvre van Jan Vos en spoorde ze zo'n 1500 gedichten op die ze thematisch en formeel analyseert. Geerdink stelt dat juist het werk van deze dichter, die zich meermaals heeft moeten verdedigen tegen aantijgingen om voordelen te willen behalen uit zijn dichterschap, vragen oproept naar de wisselwerking tussen gedichten en sociale omstandigheden. De studie biedt een zeer welkome bijdrage over het leven en werk van de dichter Jan Vos.' Sabine Muller in: De Zeventiende Eeuw 30 (2014) 1, p. 113-115
'Het idee van de rollen of personae die Vos neerzet via zijn gedichten is prikkelend en biedt zowel een mooie introductie op de persoon Vos zelf als een goed beeld van hoe dichterschap in de zeventiende eeuw functioneerde. Voor historici is het boek ondertussen evenzeer een aanrader, omdat het laat zien hoe nauw verknoopt dichters in die tijd waren met de bestuurlijke wereld en met de (stedelijke) samenleving.' Ivo Nieuwenhuis in: Tijdschrift voor Geschiedenis 126 (2013) 1, p. 129-130
'[...] een nauwgezette, overzichtelijk ingedeeld en goed geschreven studie over de literaire activiteiten van een auteur die niet tot de top van de zeventiende-eeuwse literatuur behoort. Maar juist de focus op de sociale verankering van dit "modale" dichterschap maakt het boek interessant.' Henk Nellen op: www.tntl.nl/boekbeoordelingen, Tijdschrift voor Nederlandse Taal & Letterkunde 128 (2012) 3-4, p. 1
'In haar [Geerdinks] onderzoek worden twee cruciale vragen gesteld: hoe de sociale omstandigheden de poëzieproductie van de zeventiende-eeuwse dichters bepaalden en in hoeverre hun poëzieproductie de sociale omstandigheden van deze dichters beïnvloedde. De studie van Geerdink doet een literair-historisch debat opleven: zij werpt nieuw licht op het onderzoek naar dichters en hun verdiensten in de zeventiende-eeuwse Nederlanden en werpt ook een ander licht op de receptie van Vos. Dat bereikt ze onder andere door een gedegen methodologische aanpak van het onderzoek. Geerdink is goed op de hoogte van wat er tot nu toe over Vos geschreven werd. In de analyse van vroegere studies over deze dichter toont ze veel wetenschappelijke zelfstandighed. Dat laatste zien we in haar kritische oordeel, onderbouwd met een overtuigende argumentatie [...].' Janek Urbaniak in: Internationale Neerlandistiek 51 (2013) 2, p. 170-173
'[...] knap gestructureerd. In afzonderlijke hoofdstukken stelt Geerdink verschillende "rollen" aan de orde die zij als de pijlers beschouwt van Vos' patronagerelatie met de Amsterdamse regenten: de rol van stadsdichter, huisdichter, theaterman, glazenmaker en verdraagzame katholiek. [...] belangwekkend en inspirerend boek.' Marijke Meijer Drees in: Nederlandse Letterkunde 17 (2012) 3, p. 7-10
'Jan Vos ontpopt zich bij Geerdink tot een ware sociale kameleon, die zich gemakkelijk zowel als stadspatriot, succesvol glazenmaker, verdraagzaam katholiek en niet in de laatste plaats natuurlijk als "theaterman" wist te profileren. [...] Dichters en verdiensten geeft inzicht in het zelfbewust opereren van Vos als een vroegmoderne selfmade man en tegelijkertijd in het moeilijke evenwicht dat hij diende te bewaren tussen eigenzinnige literaire opvattingen en belangen die vooral van sociaaleconomische en maatschappelijke aard waren.' Kornee van der haven in: BMGN 128 (2013) 2, webrecensie, review 46
'Het idee van de rollen of personae die Vos neerzet via zijn gedichten is prikkelend en biedt zowel een mooie introductie op de persoon Vos zelf als een goed beeld van hoe dichterschap in de zeventiende eeuw functioneerde. Voor historici is het boek ondertussen evenzeer een aanrader, omdat het laat zien hoe nauw verknoopt dichters in die tijd waren met de bestuurlijke wereld en met de (stedelijke) samenleving.' Ivo Nieuwenhuis in: Tijdschrift voor Geschiedenis 126 (2013) 1, p. 129-130
‘Geerdink toont overtuigend aan hoe de thematische, formele en stilistische kenmerken van Vos’ poëzie passen in de auteursstrategieën die de dichter ontwikkelt. […] De zeven hoofdstukken die […] elk een ander aspect van Vos’ carrière belichten, roepen desondanks een bijzonder eenzijdig beeld op van Vos’ dichterlijke persona. […] De grote sterkte van het boek is […] dat het een fascinerend beeld geeft van de werking van patronagerelaties in de burgercultuur van de Nederlandse Republiek.’ Lise Gosseye in: Spiegel der Letteren (2013) 1, p. 100-103
‘Vos was echter onbetwist de productiefste stadsdichter. Gevraagd en ongevraagd schreef hij frequent over Amsterdam en het beleid van de stadsbestuurders. Verwacht daarbij geen kritische beschouwingen, want Vos koos in ronkende taal steevast de kant van de regenten. Als behoeders van vrede, vrijheid en welvaart kwamen de heren Bicker, De Graeff en andere vroede vaderen uitstekend uit de verf. […] Zo sneed het mes aan twee kanten: de regenten hadden hun rijmende propagandist en Vos profiteerde van de patronageverhouding.’ Maarten Hell in: Ons Amsterdam 64 (2012) 9, p. 359
‘Haar studie is geen analyse van stijl of speurtocht naar ontleningen, het is eerder een sociale studie. Zij stelde zich vragen naar de functie van Vos’ dichtwerk in zijn leven. […] Deze studie naar Vos leert veel over de praktijk van het alledaagse dichterschap, maar zal de lezer niet direct naar de verzamelde werken van Jan Vos doen grijpen.’ Roelof van Gelder in: NRC Handelsblad/Boeken 14-09-2012, p. 16
Tevens gesignaleerd in: NRC Handelsblad/Boeken 13-04-2012, p. 4.