In 1530 wordt het Hof van Utrecht ingesteld, vanaf 1544 tot 1581 onder de Grote Raad van Mechelen, en dan tot 1795 als hoogste instantie in de provincie Utrecht tijdens de Republiek der Verenigde Nederlanden. Het Hof blijft fungeren tijdens de Bataafse Republiek (1795-1806), onder Lodewijk Napoleon (1806-1810) en het Franse keizerrijk. De laatste twee periodes zijn een opmaat tot de wording van het provinciale gerechtshof en ten slotte, via de Utrechtse Arrondissementsrechtbank, tot de huidige rechtbank Midden-Nederland. In deze Procesgids worden de samenstelling, organisatie en bevoegdheden van het Hof beschreven. Daarna volgt de uitleg van de verschillende procedures. Vervolgens behandelen de auteurs eerst een zaak in eerste aanleg voor het Hof van Utrecht tussen de vrouw uit het volk Van Spangen en de hoogleraar Burman. Vervolgens gaan zij in op een beroepsprocedure van de Utrechtse koopman Van Ee tegen de Rotterdamse koopman Smits.
'The two case files are well chosen. They relate to divergent areas of the law of obligations and are imaginative and intriguing, which makes the last two chapters very readable. In the first case dealt with, the facts and substantive law sometimes outshine the technicalities of legal procedure. However, for a volume, meant to appeal also to a broader audience than just academic legal historians, this can hardly be seen as a shortcoming. All in all, the volume certainly meets its purpose, although some more efforts could have exercised a beneficial effect.' Jan Hallebeek in: Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis 87 (2019), p. 236-238
'Veel van de oude Utrechtse procedure is herkenbaar voor de hedendaagse jurist, net als de onderliggende beginselen als openbaarheid, toegankelijkheid, onafhankelijkheid, onpartijdigheid en hoor en wederhoor. Interessant is ook de observatie van de auteurs dat een aantal discussies van nu ook toen zijn gevoerd, zoals over het grote aantal procedures, de lange doorlooptijd en de inzichtelijkheid van de procedure. Al met al is het een lezenswaardig boekje, dat met name de liefhebber met plezier zal lezen.' JvM in: Ars Aequi (oktober 2018), p. 859.