Toegevoegd aan winkelwagen
Ter vorming van verstand en hart
Lager onderwijs in oostelijk Noord-Brabant ca. 1770-1920
€45,00
Op voorraad in de webshop
Op werkdagen voor 14.00 besteld, dezelfde dag ter post bezorgd. De levertijd is afhankelijk van de postale diensten.
ISBN |
9789065503817 |
Auteur(s) |
Dolly Verhoeven
|
NUR codes |
680
,
844
|
Jaar van uitgave |
1994 |
Druk |
1 |
Reeks |
N.W. Posthumus Reeks
|
Nummer in reeks |
1 |
Bindwijze |
ing |
Aantal bladzijdes |
427 |
In een gemiddelde gemeente in oostelijk Noord-Brabant werd omstreeks 1770 les gegeven in het naast de kerk gelegen schooltje, bestaande uit één, slecht verlicht klaslokaal. De (protestantse) schoolmeester van het dorp combineerde zijn bezigheden als koster en klokkenluider met het geven van enkele uren les per dag aan de vijf- tot veertienjarigen. Eerst leerden ze lezen, daarna schrijven en nog later rekenen. De meeste kinderen kwamen daar niet aan toe, omdat zij op hun negende of tiende het onderwijs al weer verlieten. Verschillende dorpskinderen bezochten de school zelfs helemaal niet of alleen in de wintermaanden. Zo'n honderdvijftig jaar later zag het onderwijs er in diezelfde gemeente heel anders uit. Er was een openbare school voor jongens en een katholieke zusterschool voor meisjes. De schoolgebouwen waren een stuk groter en elk lokaal had een eigen leerkracht. De kinderen gingen in principe het hele jaar naar school en kregen ook meer vakken. Uitblinkers konden na zes jaar lager onderwijs extra lessen volgen op de MULO, die het dorp nu rijk was. In Ter vorming van verstand en hart wordt een beeld geschetst van de organisatie en inhoud van dit lagere onderwijs en van de mate waarin de wijze waarop deze beïnvloed werden door drie lange termijn ontwikkelingen: nationale eenwording, confessionalisering en burgerlijk beschavingsoffensief. De belangrijkste motor voor verandering was de voortdurende concurrentie tussen de staat en de (katholieke)kerk. Inzet was de ideologische strekking van het onderwijs. Beide 'partijen' wilden hun eigen opvattingen over natievorming, christelijkheid en burgerlijke beschaving doorvoeren en poogden daarom het beheer van het lager onderwijs in handen te krijgen. In het kielzog daarvan vonden andere, voor de inrichting van het onderwijs wezenlijke ontwikkelingen plaats. De nationale overheid slaagde er steeds beter in om een uniforme inrichting van het onderwijs af te dwingen, terwijl de kerk door haar morele gezag over de (grotendeels) katholieke bevolking van de regio een steeds grotere invloed kreeg op de inhoud van het onderwijs. Zo ontstond omstreeks 1920 een 'katholiek-nationaal' onderwijs, dat de leerlingen de onvermijdelijke kennis en vaardigheden bijbracht, maar zich vooral richtte op een gecombineerde maatschappelijke en godsdienstige vorming van verstand en hart.
Aanbevolen bij dit artikel :