De Nederlandse schilderkunst van de zeventiende eeuw blijft fascineren. De Tachtigjarige Oorlog maakte dat mensen in grote groepen van Zuid- naar Noord-Nederland trokken. De bevolking van de Noord-Nederlandse steden groeide explosief, het aantal schilders verveelvoudigde zich en de productie moet enorm zijn geweest. Kunnen we tot een beter begrip van de stormachtige ontwikkeling van de schilderkunst komen? Het beroep was gebonden aan de regels van het gilde, de leerling werd in het vak opgeleid en er moeten beroepsgeheimen hebben gegolden. Toch is er hier en daar over geschreven. Er worden aspecten genoemd, zoals het bedenken van een voorstelling, het tekenen van de vormen, de plaatsing in het vlak, het kleurgebruik. Een vast omlijnde theorie van de schilderkunst is er tot in de achttiende eeuw niet van gekomen. We moeten het doen met gegevens uit verspreide geschriften en toevallige publicaties. Hessel Miedema heeft deze bij elkaar gebracht.
'For its usefulness and its insightful analysis of Dutch art theory, this book is a fitting cap to Miedema’s stellar career.' Arthur J. DiFuria in: Renaissance Quarterly 73 (2020) 1, p. 253-254
'This is the first comprehensive survey of art literature written in Dutch during the long seventeenth century. In the past twenty-five years studies of individual Dutch treatises on art have become increasingly numerous, and there has also been work on art terminology, which has traced concepts between texts; but no one until now has provided a book-length overview of the whole tradition of writing about art in the Low Countries, from Lambert Lombard (1505/6–66) to Gerard de Lairesse (1641–1711). Hessel Miedema has filled a conspicuous gap in the art historical literature. [...] This uncontroversial tone is typical of the book, in which description is preferred to theorizing. Theorie en praktijk almost reads like a scrupulously taken set of notes, meant to remind Miedema of the content of the books he has read and now presented as a gift to the scholarly community. To those of us who work with these texts, the book is incredibly useful, especially since it is accompanied by a compact disk, which allows for word searches. To those who have not read any Dutch art theory, however, the concision of the descriptions, the absence of an argumentative thread, and the lack of images may make it a daunting introduction to this fascinating corpus of texts.' Paul Taylor in: History of Humanities (herfst 2018), p. 428-430.
'[..] ‘Theorie en Praktijk’ bestaat uit twee delen: het eerste bevat chronologisch geordende teksten over de geschriften en hun auteurs, het tweede bestaat uit een systematisch overzicht van de onderwerpen die zij behandelen, zoals anatomie, licht en kleur. Het geheel biedt een exhaustieve, franjeloze uiteenzetting van een eindeloos intrigerend kunsttijdperk.' - in Collect december 2017 477, p.99